web analytics
donderdag, april 18

Vertellingen: Match made in heaven – Sigrid Lensink-Damen

De stap om niets te zijn kan ik niet nemen. Ik kan niet geboren worden omdat mijn ouders geen aanstalten maken omdat ze niet met elkaar zijn getrouwd omdat er blijkbaar een hoop obstakels overwonnen moeten worden voordat mensen, mijn ouders, eens toegeven aan elkaar. Ik duw en trek aan hun lot, hun beslissingen, beïnvloed mijn komst en dat mag niet van Bariël. Nou ja, Bariël heeft de regels ook niet gemaakt. Het alternatief is dat ik verder moet, het gebied voorbij deze Tussenstop, waar emoties moeten sterven en ik echt los moet laten, maar de stap om niets te zijn kan ik niet nemen.

BARIEL: Een ziel is niet niets.

IK: Bariël is een Engel, wat weet hij daar nou van? Engelen worden niet geboren zoals mensen, die sterven niet zoals mensen, die leven niet zoals mensen. Je bent een illusie, Bariël, zeg ik tegen hem.

BARIEL: Jouw emoties zijn illusies.

IK: Mijn geboorte is geen illusie.

BARIEL: Het stoffelijke is niet wat je bent.

IK: Ik weiger niets te zijn.

BARIEL: Maar hier ben je.

IK: Hier is nergens, het is denkbeeldig. Ik ben denkbeeldig. Ik heb denkbeeldige armen en benen, denkbeeldig haar, een denkbeeldige stem en geslacht. Ik denk dat ik een dochter ben, ik ga geboren worden als dochter. Kijk, de pupillen van mijn moeder worden groter als ze mijn vader ziet. Zijn ademhaling wordt oppervlakkiger, hij voelt een kriebel in zijn buik, zij bloost. Is dat denkbeeldig? Is dat een illusie? Wat moet de mens op aarde als zelfs dát een illusie is?

BARIEL: Nee, je begrijpt me niet. Jouw emoties op deze plek zijn een illusie. Je mag door naar de rust en het licht, rusten en verlichten. Daarna is het weer tijd om vorm aan te nemen.

IK: Waarom kan dat niet hier? Hier ben ik denkbeeldig en als iemand mij kan bedenken, dan besta ik. Met denkbeeldige armen en benen, een denkbeeldige stem en geslacht. Zie je dat gat hier binnen mijn lichtgevende contouren? Mijn denkbeeldige lichtgevende contouren. Dat gat, dat moet gevuld. Ik wil een vaste vorm.

BARIEL: Je wil gevangenschap.

IK: Dát is een illusie.

BARIEL: Nee, dat is de waarheid. Jouw ziel moet eerst vrijkomen van al het oude stoffelijke, de oude illusies, de oude vormen. Dan pas kan hij bepalen welke stof voor hem nodig is.

IK: Ik wil hun dochter worden in het leven dáár, in díé stof, in díé omstandigheden met díé vader en díé moeder.

BARIEL: Dat is de illusie.

IK: Ik ben niet bereid niets te zijn.

BARIEL: Je bent niet niets.

IK: Ik heb geen vorm en inhoud zonder vorm is zinloos.

BARIEL: Dat is de illusie.

IK: Ik kan de stap om niets te zijn niet nemen, ik wil vorm zijn met inhoud. En dan is er nog de kwestie van mijn ouders.

BARIEL: Wat jij wil is een illusie.

IK: Willen leven is geen illusie.

BARIEL: Willen is een illusie.

IK: Je kletst de regels na, maar heb je er wel verstand van?

BARIEL: Ik ben de engel van de incarnaties.

IK: Ja, dat bedoel ik, een engel. Engelen worden niet geboren, sterven niet, zijn illusies of denkbeelden, dus wat verwacht je dan van mij?

BARIEL: Niets.

IK: Ik verwacht van mijn vader dat hij mijn moeder kust en van mijn moeder dat ze haar hart opent voor mijn vader.

BARIEL: Dat is al gebeurd.

IK: Daar heb ik voor gezorgd.

BARIEL: Je kunt niet ingrijpen in hun vrije wil.

IK: Dat heb ik niet gedaan, ik heb ze keuzes voorgelegd, maar wel zulke dat ze er niet omheen konden: een baan op het lijf van de man van mijn moeder. Een huis in het centrum van de stad, waar mijn vader zal gaan wonen. In dezelfde stad. Ze ziet zich daar al wonen met haar man en kinderen. Mijn halfbroers of -zussen. Mijn vader heeft eindelijk de knoop doorgehakt en zijn eigen bakkerij geopend. Drie zelfs. Met personeel. Ik hoef alleen maar mijn moeder daar naar binnen te laten gaan. Haar hem te laten ontmoeten, de rest gaat vanzelf.  Ben je soms bang dat ik iets in gang zet wat niet in gang gezet mag worden?

BARIEL: Ik ben niet bang. Het is goed en het is een illusie tegelijkertijd.

IK: Je bent geobsedeerd door illusies. Denkbeelden.

BARIEL: Illusies en denkbeelden zijn niet hetzelfde.

IK: Een illusie is een niet bestaand denkbeeld, een denkbeeld is een idee en een idee is een uiting van goddelijke schepping.

BARIEL: Goed samengevat.

IK: Ik ben niet bereid om enkel als idee te bestaan, ik ben niet bereid de stap te nemen niets te zijn.

BARIEL: Een idee is niet niets. Een denkbeeld is niet niets.

IK: Een denkbeeld is een idee en ik heb het idee dat mijn moeder mij krijgt met mijn vader in haar hoofd geplant. Of misschien ze dacht het wel zelf.

BARIEL: Als je je volkomen geaccepteerd en geliefd voelt, dan zul je begrijpen waarom jouw denkbeeldige armen en benen hier moeten blijven, waarom jouw emoties moeten versterven, achterblijven als de huid van een slang, waarom jij rust en licht bent.

IK: Ik ben niet bereid te sterven.

BARIEL: Je bent niet gestorven, je legt slechts lagen af.

IK: Ik ben geen ui.

BARIEL: Je bent onstoffelijk, je bent ziel.

IK: Ik ben denkbeeldig met denkbeeldige armen, denkbeeldige benen, stem en geslacht. Ik ben de denkbeeldige dochter van mijn moeder en van mijn vader. Mijn vader denkt mij niet eens. Dat doet pijn.

BARIEL: Pijn is een illusie.

IK: Zeg dat maar tegen al die mensen die pijn lijden.

BARIEL: Dat zal ik zeggen: pijn is een illusie, al die mensen zijn volkomen geaccepteerd en geliefd.

IK: Door wie?

BARIEL: Door zichzelf en door de ander.

IK: Dat is een illusie. Wie pijn heeft, is juist afgesneden van acceptatie en liefde.

BARIEL: Dát is de illusie.

(stilte)

IK: Ik bespioneer mijn ouders. Ik zit hier nog steeds denkbeeldig te zitten, met mijn denkbeeldige lijf en denkbeeldige haren. Ook Bariël is denkbeeldig, ik stel me hem voor als groot, donker, met enorme zwarte vleugels van stugge veren aan de uiteinden en zachtere aan de binnenkant. Hij is sterk en glad en aantrekkelijk, voor een engel.

Maar het is niet echt, het beeld dat ik van hem maak is pas een illusie, een illusie gecreëerd door een team mensen in hun vaste vorm op aarde, daar beneden of links, want ik weet niet waar mijn Tussenstop gelegen is. Ik denk erboven, want ik kan alles overzien, en het is alsof ik ertussen loop. En dat tegelijkertijd.

Het team mensen in hun vaste vorm op aarde dat een zwarte man vleugels opplakt en hem de set opstuurt en hem voorgeschreven woorden laat zeggen en hem een kleine vrouw laat kussen. Hij krijgt een engelnaam met een A en de rest ben ik vergeten.

Ik zit hier te zitten op mijn denkbeeldige billen met mijn denkbeeldige benen te bengelen over een denkbeeldige wolk.

Ik moet wat.

Ik kan de stap om niets te zijn niet nemen.

Ik kan niet niet geboren worden. Ik wil weer die hele cyclus door met die vader die daar staat te kneden in zijn soesdeeg en die moeder die de letters van zijn bakkerij op de etalageruit leest. Ik schuif een wolk opzij en laat het licht van de zon zo op de letters vallen dat ze denkt dat het een teken is. Mijn moeder houdt van tekens. Ze loopt naar binnen en het belletje rinkelt kort.

De eerste blik, de eerste ontmoeting. Ik voel een siddering, dat is zeker geen illusie of denkbeeld: een siddering in de lucht, de sensatie van een ontluikende liefde. Nee, van een liefde die inslaat als de bliksem. Mijn moeder ziet mijn vader en in die seconde herinnert ze zich hem van al haar vorige levens die ze zich niet kan herinneren om dat zij wél door al die wasstraten van de ziel is geweest. Dat weet ik, ik was erbij.

Ze herinnert zich hem als kameraad in een loopgraf, als jachtopziener op een landgoed, als min, als een onbereikbare monnik in een donker klooster, als zoon, als beste vriendin. Als stugge Romein. Ze ziet de beelden niet, ze voelt alleen een diepe herkenning en de herinnering is de bliksem. Dat is geen illusie, dat is geen denkbeeld, dat is geen idee. Ze heeft een echtgenoot in deze wereld en ze houdt ook van hém. Natuurlijk, want dat is liefde. De bureaucratie van het fatsoen en de maatschappelijke normen proberen die vrij stromende liefde te geselen, te knijpen, te vangen en te controleren.

Het is een kwelling het product te zijn van gemuilkorfde liefde, want dat lijkt op niets. En de stap om niets te zijn kan ik niet nemen.

Over de auteur:

Sigrid Lensink-Damen (1974) is Slavist, schrijver en vertaler. In 2010 volgde ze de cursussen Schrijven en Creatief schrijven van de LOI, waarna ze enkele schrijfwedstrijden won met een publicatie in een bundel. Omdat dat naar meer smaakte, verdiepte ze zich van 2015 – 2018 in Proza en Essay op de Schrijversvakschool Amsterdam. Sinds januari 2020 is ze met veel enthousiasme vast redactielid van Fantasize.nl.

Over de illustrator:

Marcel van der Sleen (1984) is opgeleid tot grafisch vormgever, maar de drang om te tekenen bleef. Daarom is hij ook als illustrator aan de slag gegaan. Zijn hart ligt bij fantasy & sciencefiction, omdat hij daarin zijn fantasie en beeldend vermogen helemaal vrij kan laten.

© 2020-2024 Fantasize, Sigrid Lensink-Damen & Marcel Sleen

You cannot copy content of this page