
Door Deborah van Duin
In dialoog met Mike Jansen (1)
Even mijn visie: Afgezien van het onbekend maakt onbemind en een bepaald stigma dat rust op ‘fantastiek’ of ‘genre’, merk ik dat veel lezers niet de moeite nemen om diepere lagen in het verhaal te zoeken, laat staan dat ze die opmerken. Waarom ik niet meld dat er diepere lagen in mijn verhalen zitten, is om het voorgaande, maar ook omdat ik al blij ben als mensen de moeite nemen verhalen te lezen. En de ‘fantastiek’-lezers zijn op een enkeling na ook niet al te zeer op zoek naar diepgang of relevantie. Misschien moet je je afvragen voor wie de schrijver een verhaal schrijft. Voor mij persoonlijk is dat omdat ik mijn verhalen in eerste plaats voor mezelf schrijf. Ik lees ze altijd met plezier terug. En ik deel mijn plezier met wie ze maar wil lezen. Diepere lagen herkennen is dan een bijkomstigheid.
Deze mail kreeg ik op 9 november 2022 van Mike Jansen, bekend als schrijver, wedstrijdorganisator en uitgever binnen de Nederlandstalige wereld van genre – en trouwens ook daarbuiten. Zijn mail was een reactie op een positiepapier op mijn website. Daarin betoogde ik dat ik schrijvers van genre zelden iets hoor zeggen over de diepere lagen in hun verhalen. Ik stelde de vraag of het soms beschamend is dat je wat te zeggen hebt. Als het niet belangrijk is dat de diepere lagen in je verhaal bij de lezer aankomen, waarom neem je dan de moeite om ze erin te stoppen? En, als het wel belangrijk voor je is, waarom laat je het gebeuren dat volksstammen lezers er overheen lezen?
Toen ik Mike antwoordde dat lezers van genre beter gefaciliteerd zouden moeten worden met analyses van verhalen, kwam de uitnodiging per kerende mail:
Voel je er iets voor om een keer met een schrijver door een verhaal heen te gaan?
Ja, daar had ik wel oren naar. Ik stelde De bron voor, een recent verhaal van Mike dat hij schreef voor de themawedstrijd ‘Grimoires’ van de Waterloper in 2021. Het is opgenomen in de bundel EdgeZero: de beste genreverhalen van 2021 en kan online gelezen worden. Zelf las ik dit verhaal in oktober en hoewel ik voelde dat er een onderliggende betekenis in zat, kon ik die, ondanks intensief lezen en nadenken, niet vinden. De insteek die ik nu voor ogen had, was een ‘afdaling’ in het verhaal, zodat de lezer het langzaam beter gaat doorgronden. Daar omheen wilde ik dan ook bredere vragen kunnen stellen: hoe kan inzicht in De bron helpen om die diepere lagen in Mikes verhalen te herkennen? En in het verlengde daarvan: wat kunnen we daarvan leren over diepere lagen in genreliteratuur?
“Sluit dit een beetje aan bij wat jij in gedachten had?” vroeg ik Mike.
Volgens mij wel. Ik ben in ieder geval blij met je enthousiasme. Heb je een proces in gedachten?
Bij het lezen van De bron op mijn laptop had ik de opgezochte informatie, vragen en conclusies tussen de alinea’s in getypt, in allerlei kleuren. Ik stelde Mike voor dat ik hem dat document zou toesturen, met enkele vragen erbij. Twee dagen na het eerste contact was de deal beklonken.
Ik ben heel benieuwd hoe je het hebt aangevlogen en wat je gevonden hebt tot nu toe. Toevallig is dit zo’n verhaal waar heel veel research en kennis in is gaan zitten. Ik ga je vragen opnemen aan het eind van je document, zodat we alles bij elkaar houden. Daarnaast zet ik mijn commentaren naast jouw commentaren, zodat je ziet waar ik wat uitgepikt heb om in het verhaal te verwerken.
Zo is er langzaam één groeiend document ontstaan: de tekst van De bron, met ertussen en eronder reacties op reacties, dat we steeds heen en weer gemaild hebben.

Synopsis van De bron
Johann de Vries, een assistent-notaris met een voorliefde voor occulte teksten, koopt in 1923 een oud manuscript waaruit hij opmaakt dat in de buurt van Rome mogelijk een collectie oude, verboden boeken te vinden is. Met behulp van zijn baas en een mecenas kan hij afreizen naar Italië. In Cerveteri treft hij in een kelder bij de Etruskische necropolis de verborgen boekencollectie aan van Sergius III, de paus die in de tiende eeuw het tijdperk van de ‘pornocratie‘ inzette. Op basis van aanwijzingen in de collectie reist Johann naar de Zuidpool. Met twee metgezellen trekt hij over het ijs naar de locatie waar volgens Sergius’ boeken ‘de bron’ is: een soort oerbibliotheek waar alle verboden boeken ooit vandaan zouden zijn gekomen en van waaruit alle kennis over de wereld werd verspreid. Ze treffen een piramidevormige berg aan en gaan er naar binnen. Door een boobytrap gescheiden van zijn metgezellen daalt Johann alleen af in de catacomben van de berg. Beneden blijkt inderdaad een enorme bibliotheek te zijn, maar dat niet alleen: er is een bibliothecaris. Nicodaemus is ruim tweeënhalf duizend jaar geleden per toeval in de berg verzeild geraakt. Hij laat Johann de ‘visiekamer’ zien, waar je niet alleen dromen van mensen over de hele aarde kunt opvangen maar waar je die dromen ook kunt beïnvloeden. Dát is de manier waarop de kennis uit de bibliotheek over de wereld verspreid wordt, vertelt hij. Nicodaemus gebruikt Johanns aanwezigheid om zelf te ontsnappen uit de berg. Johann is nu de nieuwe bibliothecaris geworden, gevangen in de berg. Hij leert de visiekamer te gebruiken om de dromen van Aleister Crowley te beïnvloeden. Intussen blijft hij hopen dat er een nieuwe expeditie langs zal komen, deze keer met moderne middelen, om hem uit zijn eenzaamheid te bevrijden.
Toen ik het verhaal in oktober las, maakten de vele verwijzingen me oplettend. Ik weet dat genreschrijvers wel vaker op dergelijke manieren betekenislagen aanbrengen. Daarom zocht ik via Wikipedia alle mij onbekende namen en boektitels op. Veel personages (Otto van Tussenbroek, Dirk Nijland, Gertrude Caton Thompson, kapitein Ritscher) bleken historisch te zijn. Ik herkende ook wat anachronistische grapjes bij de occulte traktaten, evenals een verwijzing naar Indiana Jones (‘X marks the spot’). Op het eerste gezicht leek de boodschap te kunnen zijn: ‘Geef het medium niet de schuld. Zolang er een bron is die fout gedachtegoed uitzendt en er mensen zijn die ervoor openstaan, blijft het bestaan.’ In deze tijd, met zorgen over de invloed van internet, leek dit me wel een mogelijke boodschap. Maar ik zag ook de vele onlogische elementen in de tekst, variërend van germanismen en anglicismen tot de tamelijk ongeloofwaardige Zuidpoolreis van Johann en zijn twee metgezellen. (Geen sledes, geen honden, geen ski’s, en ook nog een nachtje buiten in de vrieskou doorbrengen – zo kom je niet ver. Bij het ‘gedroogd rendiervlees’ moest ik ronduit lachen.) Ik concludeerde dat die onlogische elementen de ogenschijnlijke strekking van de tekst juist onderuithalen. Daarom werd het: ‘Het is onzinnig te denken dat fout gedachtegoed één bron heeft of dat het allemaal de schuld is van internet. Want zolang er mensen zijn (inclusief de lezers van het verhaal) die onzin kritiekloos slikken, blijft het bestaan.’ Maar heel bevredigend vond ik het niet. Had het verhaal iets te maken met Poetin en trollen die de wereld bestoken met desinformatie? Of met het eigen leven dat onjuiste berichtgeving over bijvoorbeeld coronavaccinatie kan gaan leiden? Ik zag het niet.
IJsmuren en de ‘arbiter of the truth’
Dus ik stuur het document nu naar Mike, aangevuld met enkele gerichte vragen. De volgende dag komt het terug, met toelichtingen op wat ik in oktober tussen de alinea’s had genoteerd. Soms heel feitelijk, over Johanns weekloon, zijn naar de maatstaven van de jaren 20 riante weekend (Luxepaard, hij hoefde maar een halve dag in het weekend te werken) en het feit dat hij met goud voor het manuscript betaalt. Over de achternaam van Johanns baas die soms ‘Van Tussenbroek’ en soms ‘Van Tussendonk’ luidt. (Slordig foutje. Zit geen bedoeling achter. Het moet Tussenbroek zijn. Raar hoofd dat ineens Tussendonk invult.) Maar ook over de naam ‘Raymond de Bonneville’, de antiquair bij wie Johann het manuscript koopt. Ik had de achternaam opgezocht en was uitgekomen uit bij een vroegmoderne Franse mysticus die het overbrengen van wijsheid van inwijder op inwijdeling zag als het planten van een zaadje. Dat blijk ik goed te hebben gezien:
Nicolas de Bonneville kwam ik tegen tijdens mijn research naar grimoires. Vergeet niet dat het verhaal is geschreven naar aanleiding van het Waterloper-thema. Ik heb zijn naam gebruikt omdat dat ‘zaadje’ bij mij de inspiratie voor het verhaal gaf, waarbij de titel natuurlijk is gekozen in de zin van ‘oorsprong’, niet de letterlijke bron, maar dat was wel duidelijk. ‘Raymond’ is voor mij synoniem met de zuidelijke tongval (Raymond van het Groenewoud).
De wijnkelder van Sergius in Cerveteri, die Johann voor zijn geestesoog gevuld ziet met kostbare occulte werken, was me daarentegen niet speciaal opgevallen. (Hallo, foreshadowing?) Van de anglicismen maakte ik te veel: Soms als ik snel schrijf komen er Engelse constructies tevoorschijn. De verwijzingen naar De incunabel van Asgard (een kort verhaal van Michael Blommaert en Mike) en The Book of Eibon van Clark Ashton Smith blijken inderdaad privégrapjes te zijn.
Bij mijn soms terloopse vraagtekens bij de Zuidpoolepisode maakt Mike veel opmerkingen. Ik had me verbaasd over Johanns opmerking dat er van Antarctica nauwelijks kaarten zouden zijn. Klopte dat wel? Al in de negentiende eeuw was de kust vrij goed in beeld gebracht.
De Zuidpool werd officieel pas in 1820 door een Russisch schip ontdekt. Pas in 1895 werd voor het eerst voet aan land gezet. Grappig genoeg laten middeleeuwse kaarten vrij nauwkeurig de contouren en zelfs het landschap van Antarctica zien.
En inderdaad correspondeert het verhaal hier niet met de realiteit:
De nuchtere Johann heeft wel veel boekenwijsheid maar hij interpreteert die op zijn eigen manier. Wat later weer gereflecteerd wordt in de manier waarop de occulte wijsheid door de mensheid heen verspreid wordt vanuit ‘de bron’.
De muur van ijs, Johanns belangrijkste aanknopingspunt, krijgt de kanttekening Ice wall, hoewel ik daar zelf in oktober geen vraagteken bij had geplaatst. Wat de relevantie daarvan is begrijp ik niet goed. Bij de versierde deur in de bibliotheek, met reliëfs over het leven op aarde, vista van hemel en hel en hypnotische patronen lees ik: Dubbele referentie aan Lovecraft en Creepypasta over Antarctische piramide (Eh, Creepypasta?? Nooit van gehoord…)
Wat mijn eigen lezersinterpretatie betreft, dat het verhaal zou gaan over de misvatting dat fout gedachtegoed één bron zou hebben, antwoordt Mike:
Je bent op de goede weg. Johann belichaamt ‘het volk’, maar is tegelijkertijd gevoelig voor wat hem aangereikt wordt (propaganda). Hij vertrouwt op zijn eruditie en vermeende intelligentie om op de stoel van de arbiter te gaan zitten (hybris), overigens met de beste bedoelingen. Zoals wel vaker gebeurt.
Op propaganda en de ‘arbiter of the truth’ komen we nog verschillende keren terug, het is een essentieel element in het verhaal. Dit is ook de reden dat het verhaal zich in deze periode (1923-1927) afspeelt.
Ik heb deze tijd gekozen omdat het ongeveer toen was dat de grootschalige media opkwamen, wat uiteindelijk leidde tot het internet. Ik had wel iets nodig om de ‘invloed’ van bepaalde bronnen op het menselijke onderbewuste te verklaren. In deze periode vallen ook zaken als Mein Kampf en de verspreiding van Das Kapital en de daarmee gepaard gaande ‘propaganda’. Daarvoor waren er echter al occulte schrijfsels in de omloop, waarin vaak dezelfde concepten worden gehanteerd onder invloed van de Kerk en oudere geschriften. Wat was de ‘bron’ voor die schrijfsels? Was er een soort oermanuscript? Was er een groep mensen die dat soort zaken de wereld in bracht? En waar haalden zij hun kennis vandaan?
Het recht om over zaken na te denken
“Op het eerste gezicht is De bron enkel een Indiana Jones-achtig avonturenverhaal. Hoe kan de lezer die op zoek wil gaan naar de diepere lagen te werk gaan? Moet ik voor dit verhaal bijvoorbeeld kennis hebben van occultisme, van geschiedenis, van iets anders?” mail ik Mike.
Een belangrijke verwijzing die je bij mij in meerdere verhalen terugvindt is John Dee, die beweerde via zijn kristal met engelen te kunnen communiceren. Dus ja, het occulte speelt een rol in dit verhaal. Maar intertekstualiteit is niet nodig om De bron te begrijpen. De verwijzingen zijn te obscuur om zelf na te zoeken. Het zijn decorstukken bedoeld om interesse te wekken, maar als zodanig niet expliciet belangrijk. De bron zelf is belangrijk, en de manier waarop de bron informatie verspreidt en het feit dat dit een bewust proces moet zijn. Vraag je af wie denkt jou het recht te kunnen ontnemen over zaken na te denken. Die persoon waant zich je meester (arbiter of truth). Overigens is ‘ijsmuur’ een belangrijke referentie, daar kom ik later op terug.
“En de historische personages, zoals Otto van Tussenbroek, Dirk Nijland, Gertrude Caton Thompson en kapitein Ritscher? Hun rol in het verhaal klopt niet altijd met hoe ze historisch waren, als ik Wikipedia erop nasla. Zo was Nijland geen mecenas.”
Gertrude Caton Thompson heb ik er een beetje in geschoven. Ik wilde de mecenas-status van Dirk Nijland versterken als voorbereiding op de financiering van de tocht naar de Zuidpool. Verder had ik een vertaler (m/v) nodig (want vertellers die alles kunnen zijn saai) en ook een tijdgenoot met dezelfde interesses die vooral geen romantische afleiding in het verhaal bracht. Daarom verdwijnt ze ook na het vinden van de boeken. Nijland en Van Tussenbroek zijn ook figuranten. Ze helpen de verteller op weg en voorzien in een kapstok waaraan het ‘waarheidsgehalte’ van het verhaal wordt opgehangen. Als ik ze later in het verhaal niet meer noem, hooguit terloops, dan is er een grote kans dat het letterlijk figuranten waren.
“Alfred Ritscher, de kapitein die Johann naar de Zuidpool brengt, zou in 1938 onderdeel uitmaken van een ‘economische reis’ van Nazi-Duitsland naar de Zuidpool. Als Johann via de visiekamer dromen beïnvloedt, lokt hij Ritscher als het ware terug door zijn hebzucht aan te zwengelen?”
Hebzucht, maar ook het idee iemand achter te hebben gelaten zonder zijn lot te kennen. Personages zijn vaak complexer dan je uit een kort verhaal kunt opmaken.
“Waarom zit Italië eigenlijk in het verhaal?”
Vanwege het thema van de wedstrijd, Grimoires. Waar bevindt zich de grootste occulte (en pornografische) bibliotheek ter wereld? In het Vaticaan. Ergens moest er dus een paus in voorkomen. Wie was een van de foutste pausen? Sergius III staat hoog in de top 10. Dus heb ik hem als element opgevoerd. Plus, heel belangrijk: de Paus stelde zich op als ‘arbiter of the truth’. Na Constantijn zien we de zelfvergoddelijking van het pauselijk instituut.
“Hoe precies ben jij bij het componeren van zo’n tekst? Betekent elk woord, elk detail iets?”
In veel gevallen ben ik heel erg precies, al maak ik soms ook stomme fouten. Niemand is onfeilbaar. En privégrapjes zijn voor de kenners, hoewel ik bijvoorbeeld met de De incunabel van Asgard teruggrijp op ‘wetenschap van voor de prehistorie’, die meestal geavanceerder was dan we nu in de geschiedenisboeken lezen. Want wie bouwde de onderlaag van Macchu Picchu? Waarom bouwden de jager-verzamelaars van Göbekli Tepe complete ‘tempelcomplexen’ in 10500 voor Christus? Hoe zit het met de 1000-ton stenen van Baalbek die we met moderne kranen niet van hun plek kunnen krijgen, met de zwarte sarcofagen van het Serapeum in Egypte, en met duizend andere locaties waar dingen gebouwd zijn die we niet of met moeite kunnen nabouwen? Deze artefacten stammen uit een tijd dat de archeologie zegt dat er enkel koperen of misschien bronzen gereedschappen gebruikt werden. Waarom zie je dat nooit op tv, behalve in achterafprogramma’s? Het lastige voor de lezer is natuurlijk dat ik niet expliciet zeg wat relevant is en wat niet.
Dit verhaal is voor mij specifiek een methode om mensen aan het denken te zetten. Dus het is makkelijk genoeg om gewaardeerd te kunnen worden als ‘avonturenverhaal’. De diepere betekenis begint bij de twijfel aan de voorgeschotelde consensusrealiteit en de ‘bronnen’ die wij als mensen kunnen raadplegen. Grappig dat je Wikipedia noemde. Dat is een propaganda-tool bij uitstek. Je kunt De bron op verschillende manieren lezen. Kennis van standaardwerken zoals Propaganda van Edward Bernays, Faust, Mein Kampf en een sloot aan geschiedenismateriaal over de katholieke kerk en het occulte (John Dee, Aleister Crowley) kunnen je helpen.
Eigenlijk is het verhaal dus niet enkel een statement over ‘arbiter of the truth’ en ‘waarheid’, begrijp ik nu. De lezer is zelf onderdeel van de gelaagdheid.
Veel van wat ik beschrijf is gebaseerd op informatie over een bepaalde tijd en zodanig aangepast dat het binnen die tijd zou kunnen passen. (Maar er was niemand om het te zien, dus we weten het niet zeker.) Ook weer een propagandatechniek: als ik het met overtuiging neerzet, verweven in bekende feiten, wie ben jij, lezer, dan om dat in twijfel te trekken? Het zal je verbazen hoe makkelijk mensen daarvoor vallen en dat feit voor waar aannemen, ook al is het enkel in relatie met het verhaal.

Flatters, globers en plagiaat
Ik heb veel om op te zoeken en over na te denken, en daar ben ik een paar avonden zoet mee. Ik stuit op wonderlijke dingen. Creepypasta’s blijken horrorlegenden te zijn die als een soort kettingbrieven via internet verspreid worden en soms een eigen leven gaan leiden. De ‘Ice wall’ op de Zuidpool blijkt verband te houden met de Flatearth-theorie: het is die ijsmuur die voorkomt dat we over de rand vallen. Ik lees over de ruïnes van Baalbek en Göbekli Tepe. Indiana Jones duikt op meer plekken op; ik bedenk dat ik die dvd’s weer eens moet afstoffen en lekker bekijken. Ook meen ik ineens overal verwijzingen naar Egypte te zien. Speelt het verhaal zich soms daar af, niet op de Zuidpool? Ik zie eerlijk gezegd het verband nog niet tussen deze zaken, het verhaal en wat Mike nu gezegd heeft over ‘arbiter of the truth’, die oude archeologische artefacten en de betrokkenheid van de lezer.
Het aangevulde document gaat weer retour naar Mike, en komt op 17 november terug. Alhier mijn commentaren. Ik heb toch het idee dat je aardige voortgang boekt. Je hebt nog niet alles gevonden, maar het komt in de buurt. Weer heeft hij bij mijn vragen in de verhaaltekst opmerkingen geplaatst. (Ik bedenk me net dat ik de stomer Van Der Decken in tenminste 3 verhalen heb gebruikt. Grappig.) Soms blijk ik te pietepeuterig bezig te zijn, en mijn focus op Egypte klopt niet. Mikes toelichting op de windroos begrijp ik nog steeds niet. (De voornaamste windroos in de tijd dat en omgeving waar het manuscript werd geschreven, was Rome. 6.66 graad ten zuiden van Rome tot aan de ijsmuur. Leg er een liniaal langs, dan kom je op de plek op de Zuidpool waar de berg ligt die ze zochten.) Een uit de lucht vallende opmerking over Vondels Dichtjuweelen uit 1876 besluit ik maar even te laten rusten. Dat tweemaal wordt gezegd dat Sergius de verboden boeken heeft ‘weggevoerd’ had ik wel goed gezien:
Klopt, ik had letterlijk de gedachte aan ontvreemd, ontvoerd, toen ik het gebruikte.
“En die ijsmuur? Wat moet ik met Flatearthers? Ik vind die mensen toch wel een tikje mal.”
Flatearth is een interessante theorie. Ikzelf denk dat de aarde rond is, maar het is grappig om te zien hoe globers en flatters elkaars ‘bewijzen’ ontkrachten, en er zitten heel overtuigende bewijzen bij, aan beide kanten. Iets cynischer denk ik dat ‘flat earth’ opzettelijk wordt gebruikt in discussies om de complete discussie in het belachelijke te trekken. De termen Psyop en Conspiracy Theory worden hier nogal eens gebezigd. Wat mij vooral opvalt aan die discussies (ja, ik lees ontzettend veel, dus die shit ook) is dat voor beide kampen iets valt te zeggen en dat beide kampen steekhoudende argumenten hebben. Wat ik in ieder geval zeker weet is dat er iets ontbreekt in het verhaal of dat er ergens gelogen wordt.
“De vluchtweg uit de bibliotheek wordt bediend door een steen waarop iemand zijn hand moet leggen. De poort naar buiten gaat dan open. Dat is hoe de bibliothecaris Nicodaemus (Nico) kan weggaan: hij laat Johann dit doen, die vervolgens in zijn eentje achterblijft. Wat moet de lezer hiermee?”
Ik laat in het midden wat het eigenlijke doel van dit stuk ‘techniek’ is. Nico kreeg geen uitleg over het hoe en wat. Hij gebruikte het voor iets, maar was dat het echte doel? Misschien was het wel een echte bibliotheek en konden mensen over de hele wereld met de bibliothecarissen communiceren via dromen of iets dergelijks. Een van de ideeën die ik had bij het schrijven van dit verhaal was de befaamde Bibliotheek van Alexandrië. Wie zegt dat er daar maar een van was? Laat je fantasie maar werken.
“Nico suggereert dat ook de Bijbelse verhalen over de zondvloed en Sodom en Gomorra hun oorsprong hebben in de bibliotheek. Dus ook de Bijbelse verhalen komen hier vandaan?”
Ik zeg geen nee. Hoewel religie geen prominente plek in het verhaal inneemt, is het op de achtergrond aanwezig en zou je op een gegeven moment kunnen beseffen dat religieuze teksten ook een vorm van ‘occulte’ teksten zijn en zou je je kunnen afvragen of er een ‘bron’ is voor die teksten. Funny enough… lijkt bijvoorbeeld de Bijbel, met name het Christusverhaal, grotendeels een plagiaat van het Egyptische Horusverhaal.
“Nico vertelt dat hij kort na de stichting van Rome in de bibliotheek is beland. Daar trof hij een voorganger aan, die dus nog eens uit een ouder tijdperk dateert.”
Dat klopt.
“Beantwoordt dit verhaal nou toch de vraag waar het allemaal vandaan komt? Wordt er een oermanuscript bedoeld?”
Dat is dus ‘de bron’.
“Ik zie het nog niet helemaal, maar als ik dit alles bij elkaar hark dan kom ik uit op de volgende strekking van De bron: ‘Besef dat jouw wereldbeeld gebaseerd is op een groot aantal bewuste en onbewuste (on)waarheden en dat je dus eigenlijk niet 100% zeker weet hoe het zit.’ En in het verlengde daarvan: ‘Je hebt niet het recht om arrogant te doen over jouw wereldbeeld, jij hebt de waarheid niet in pacht.’ Of er ergens een concrete ‘dader’ is weet ik niet goed. Hoe dan ook, dit zijn dingen waar je als lezer over zou kunnen nadenken en waar iedereen ook weer zijn eigen interpretatie bij heeft.”
Dit verhaal is een onbewust bombarderen van de geest met beelden en woorden om een bepaalde response op te wekken. Johann is uiteindelijk de ‘expert’ die iets overbrengt. Maar niemand weet wie die ‘expert’ is. Toch wordt er gesproken over wat de ‘expert’ heeft overgebracht en voor waarheid aangenomen. Het verhaal is op sommige punten heel specifiek. Maar er is veel ruimte voor interpretatie en nadenken. Opzettelijk, want ik wil juist dat mensen er over nadenken, zoals jij nu gedaan hebt. Sommigen zullen denken: Ha, een leuk Lovecraftiaans verhaal, anderen zien er weer iets heel anders in.
“Ik zie nog erg veel wat ik niet begrijp.”
Je hebt de hoofdstrekking van het verhaal in ieder geval te pakken. Daarnaast probeer ik je ook bewust te maken van de vragen die je niet kunt beantwoordenomdat datgene dat je leest iets anders zegt dan wat je eigen ogen je vertellen. Dat is de zoektocht naar kennis. (Spannend, wie zoekt er naar kennis?) Je mist nog wel een aspect aan het verhaal (ha, je dacht dat je er was) waar we het nog niet over gehad hebben. Wie is de Magiër? (‘Above his head is the infinity symbol, and around his waist is a snake biting its own tail – both of which signal that he has access to unlimited potential.‘ ) Dus waarom is het verhaal circulair? Welke personen uit de Grote Arcana herken je nog meer en wie is de lezer zelf in de Grote Arcana?
Transformatie van de lezer
“Driemaal raden waar ik dit weekend een hoop tijd in zal blijken te steken,” mail ik terug. Maar het is een boeiend en erg leuk proces, zeg ik er oprecht bij. Gelukkig ben ik niet de enige die dat vindt. Het is heel anders dan een interview en ik kan over mijn werk vertellen zoals nooit eerder en met heel veel diepgang. Een aangenaam proces, inderdaad.
Allereerst ga ik toch nog even op zoek naar bepaalde feiten in het verhaal die me dwars blijven zitten. Waarom zitten er bijvoorbeeld zoveel Etrusken in De bron? Op Wikipedia (ja, dat is en blijft toch een handig naslagwerk) ontdek ik dat de Romeinen hun schrift en cultuur voor een groot deel te danken hadden aan die Etrusken. Bijzonder. Op school heb ik wel over de Romeinen geleerd maar niet over dit hoogontwikkelde volk, uit wiens gelederen onder andere Maecenas kwam, een beroemd figuur in de oudheid. (Aha, Dirk Nijland!) Dit kan ik nu rijmen met wat Mike zegt over de consensusrealiteit en wat we te horen krijgen over de historie. Ook de naam Nicodaemus blijft kriebelen. Ik had al gezien dat er ene Nicodaemus de Farizeeër is geweest aan wie een evangelie wordt toegeschreven. Een niet-canoniek evangelie, maar veel bekende details uit het Jezusverhaal, zoals over de kruisweg en het verblijf in de hel, hebben hun oorsprong in die tekst. Ook dat sluit aan bij de vraag wat we als ‘bron’ van ons wereldbeeld zien. Ik stuit ook op allerlei theologen en theologische stromingen die nogal eens claimden ‘de waarheid’ in pacht te hebben. Ik begin steeds meer te zien hoe het verhaal van De bron inderdaad samenhangt met ‘waarheid’ – en vooral met de bewuste manipulatie daarvan.
Tegelijkertijd voel ik me als lezer nog steeds op glad ijs. En nu de Arcana, help… Een spiritueel ingesteld mens ben ik niet, dus van de tarot heb ik enkel basale kennis, in de zin dat ik de Rider-Waite-afbeeldingen herken als ik ze in de etalage van zo’n wierookwinkeltje zie liggen. Nu moet ik het hele rijtje Arcana afgaan om te kijken welke van de kaarten zouden kunnen passen bij welke personages in De bron en wat ik daar dan uit kan opmaken. Ik ben er een middagje zoet mee. Gertrude Caton Thompson moet wel de Keizerin zijn, besluit ik, met haar koffie en zorgzame rugzakje. De ietwat vaderlijke Van Tussenbroek is de Hogepriester. En is Nico de Keizer? Johann is de Kluizenaar, met zijn lampverlichte, solitaire zoektocht naar een hoger bewustzijn. Maar hij heeft ook wel iets van de Gehangene: de zoeker die zich in het onzekere waagt en daarmee in een eenzame, non-existente situatie belandt.
Er ontstaat een lijstje dat ik zondagavond opstuur, met nieuwe vragen. Om kwart voor een ‘s nachts stuurt Mike zijn reactie. Yeah, ik kon het even niet wegleggen. Have fun. Maandagavond open ik nieuwsgierig het document en lees allereerst zijn commentaar op de Etrusken.
In het kader van ‘more than meets the eye’, zijn de Etrusken een van de meest onderschatte volken van de oudheid, volledig overschaduwd door de Romeinen. In lijn met de oude technologie en kunde zoals we die over de hele wereld vinden, maar waar geen verklaring voor wordt gegeven. Gebruik van het woord ‘mecenas’ (Dirk Nijland) was geen toeval.
Inderdaad dus. En dan de tarot.
De tarot speelt low-key mee en is zo algemeen dat vrijwel elke Grote Arcana in het verhaal aan te wijzen is. Veel schrijvers gebruiken de standaard archetypes en die zijn voor de lezer dan ook meteen duidelijk. Er zijn lijsten met honderden archetypes te vinden. En je kunt ze nog combineren ook. Tarot gebruiken maakt het wat complexer en ondoorgrondelijker, maar ook spannender. Dit is ook omdat de kaarten anders geïnterpreteerd kunnen worden als ze rechtop of omgekeerd worden gedraaid. Dat betekent dat het verhaal verschillende kanten op kan gaan qua interpretatie en dat geeft een hoeveelheid dimensie die je anders niet zou bereiken, omdat je de oplettende lezer de mogelijkheden van het verhaal toont en de eigen verbeelding daarin aanspreekt.
Als je erop gaat letten, dan zie je de archetypen van de tarot terug in het nieuws. Als voorbeeld deze bijzondere foto: The Falling Man. Denk heel goed na waarom juist deze foto als ‘iconisch’ wordt bestempeld… Bekijk de kaart van de Gehangene nog eens. En de Toren. Kijk je verder naar wat er die dag gebeurd is en kijk je verder dan de officiële versie dan kun je meer rare toevalligheden tegenkomen.
Maar zat ik met mijn lijstje Arcana nou toch een beetje in de goede richting? Ik zag bijvoorbeeld het Vaticaan als de Magiër. “Het is een lage kaart (ideaal van nederigheid) die tegelijkertijd veel macht heeft (in een vroegere versie van de tarot was het zelfs een charlatan) en het ‘alfa en omega’ past ook wel in de christelijke traditie. Dat kan ik ook wel koppelen aan het opkomende fascisme in de jaren 20 in Italië en Duitsland, waarin de katholieke kerk niet altijd een even frisse rol speelde. Moet ik daar ook het ‘wegvoeren’ plaatsen, en de Weisse Rose?”
Ik zal jouw interpretaties niet weerleggen of aanvullen. Het grappige is dat je nu vrij aan het associëren bent. Je emuleert daarmee mijn gedachteproces voor dit soort verhalen en komt dan ook op een invulling uit. Zelfs de lezer is een ‘bron’, wanneer de vrije associatie begint. Want dan wordt een eigen versie van ‘waarheid’ vervaardigd en ‘ziet’ de lezer het verhaal zich afspelen. Aangezien ik gebruik maak van specifieke thema’s, achtergronden, scènes en woordgebruik, kan ik de vrije associatie iets sturen. De Kerk speelt absoluut een rol op de achtergrond, maar je moet je toch afvragen: is de Kerk ontstaan uit de invloed die ‘de bron’, dus Nico, op de schrijvers en opdrachtgevers van die tijd uitoefende? Of is de Kerk enkel een handig element geweest waarmee Nico de situatie kon scheppen waardoor veel later iemand hem uit zijn lijden kon verlossen? Is dit onderdeel van het circulaire verhaal? De bron is in dit verhaal niet alleen de piramide, de bibliotheek of het leren van de wijsheid van ‘voorgangers’. Het is ook de communicatiemethode. En via die communicatie zijn er ‘oplettende’ personen die ontdekken dat zaken complexer zijn dan misschien aanvankelijk gedacht. Voor de lezer wordt het verhaal De bron dus ook letterlijk een bron van kennis of informatie, wie weet zelfs van wijsheid. Daarbij transformeert de lezer van ‘De Kluizenaar’ naar ‘De Wereld’, van zoeker naar kennis naar iemand die wijsheid gevonden heeft.
De bron is bedoeld als vermaak, informatiebron, overtuigingsgeschrift, wetenschappelijk onderzoek en moraliserend relaas. De vraag is: wat vind jij erin terug? En wil je dat ‘meer’ dat er in zit wel lezen, zelfs als daarmee ongemakkelijke vragen worden gesteld die je misschien niet kan of wil beantwoorden?
Over de auteurs:
Deborah van Duin (1969) bedrijft het fantastische in beeld en woord. Ze deelt de resultaten via de social media en haar website: www.deborahvanduin.nl. In haar beeldwerk verandert ze met behulp van analoge technieken foto’s van onze eigen wereld in wonderlijke werkelijkheden. Sinds een paar jaar werkt ze aan de mozaïekroman Cernach Park, bestaande uit verhalen waarin onze realiteit (wat die ook wezen moge) aan de tand wordt gevoeld. De afgelopen anderhalf jaar heeft ze op Fantasize en haar eigen website verschillende artikelen gepubliceerd over Jack Schlimazlnik.
In 1991 publiceerde Mike Jansen zijn eerste fantasyverhaal in het toenmalige Ator Mondis. Sindsdien heeft hij een aantal romans en bundels korte verhalen uitgegeven en een roman en een bundel in het Engels. Hij schrijft tegenwoordig voornamelijk in het Engels en vertaalt eigen werk naar het Nederlands en soms vice versa. Hij heeft al meer dan vijftig korte verhalen gepubliceerd, zowel in het Nederlands als in het Engels, waarvan het merendeel sinds 2012. Daarnaast heeft hij de King Kong Award (1992) en Fantastels (2012) gewonnen, evenals de Baarnse literatuurprijs en een flink aantal nominaties en shortlistnoteringen voor verhalenwedstrijden. Op uitgeefvlak verricht hij hand- en spandiensten voor Verschijnsel, Edge-Zero en voor JWKfiction in de USA.
© 2020-2023 Fantasize & Deborah van Duin