Door Johan Klein Haneveld – oorspronkelijke publicatiedatum 20 juni 2018
Vorig jaar had ik een paar van mijn korte verhalen opgestuurd naar een andere schrijver. Hij was wat kritisch. Zo vond hij ze in opbouw wat op elkaar lijken en dacht hij dat ik de personages interessantere rollen kon toebedelen in het verhaal. Maar vooral meende hij dat mijn verhalen duidelijke overeenkomsten vertoonden met Star Trek. Met enige regelmaat gingen ze namelijk over een ruimteschip met een bemanning van verschillende nationaliteiten, die te maken kreeg met afwijkende omstandigheden op een bijzondere planeet. Hij meende zelfs een personage te herkennen dat gebaseerd zou zijn op Mr. Spock.
Nu zie ik als Trekkie niet goed in waarom ik dit als kritiek zou moeten opvatten – iedere schrijver wordt wel ergens door beïnvloed en dat kan net zo goed Star Trek zijn. Maar toen ik op de middelbare school begon met het schrijven van korte verhalen had ik nog nooit Star Trek gekeken. Misschien een keer een enkele aflevering op tv, maar bij mij thuis stond die niet vaak aan en als hij al aanstond niet op Star Trek. Sowieso ben ik door een strenge opvoeding veel misgelopen op film- en tv-gebied. Ik zag de Star Wars-films bijvoorbeeld voor het eerst toen ik 22 jaar oud was. Dat was ook de periode dat ik bij de videotheek banden huurde met Star Trek: Voyager.
De elementen waar mijn criticus op wees, moesten dus wel uit een andere bron afkomstig zijn. En wel uit boeken. Want ik keek dan wel weinig tv en geen films, ik las wel alles dat ik te pakken kon krijgen. Mijn ouders konden nooit zoveel boeken voor me kopen als ik wilde lezen, dus verwezen ze me naar de bibliotheek. Vanaf de basisschool was ik daar elke vrijdagavond te vinden tot sluitingstijd, waarna ik naar huis ging met een tas met het maximale aantal boeken dat ik mocht meenemen. Dat heb ik tot het eind van de middelbare schoolperiode volgehouden. Ik ontdekte al snel series die ik leuk vond, zoals Arendsoog en De Kameleon. Maar de serie waar ik vooral fan van was, was Euro-5 van Bert Benson. Bij elk bibliotheekbezoek keek ik op de plank bij de ‘B’ van Benson of er een deeltje stond dat ik nog niet had gelezen. Als er een nieuw boek stond, kon mijn weekend niet meer stuk. Meestal had ik het de dag erna al uit. Het waren namelijk boekjes van slechts zo’n 160 pagina’s en ik was toen al een snelle lezer. Mijn liefde bekoelde pas een beetje toen de reeks De nieuwe Euro-5 uitkwam. Die verhalen zonder uitvalsbasis op aarde vielen me wat tegen, maar misschien behoorde ik toen al niet meer echt tot de doelgroep.
Euro-5
In Euro-5 is de opkomst van het nationalisme in Europa dat we heden ten dage zien nog niet aan de orde. In tegendeel, de landen van de Europese Unie zijn in dit toekomstbeeld steeds nauwer gaan samenwerken en beheren zelfs samen een ruimteschip: de Euro-5. Het schip valt onder Sectie 5, met een basis in de Ardeche in Frankrijk. Er is ook een Sectie 3, een contraspionagedienst en een Sectie 1 die alles coördineert. Sectie 5 heeft ook een basis op Pluto aan de rand van het zonnestelsel.
Hij is in deze verhalen een vechtersbaas met een goed hart, kok, beroepsworstelaar, duiker, kermisexploitant en nou ja, het manusje van alles. Als er actie nodig is, wordt hij erbij geroepen. Hij brengt door zijn onbehouwenheid ook wat humor in het geheel. Er zijn geen vrouwen aan boord, helaas, al werken die wel bij Sectie 3. In dat opzicht is de serie wel wat verouderd.
De avonturen van de Euro-5 vinden grotendeels plaats in ons eigen zonnestelsel en vaak zelfs op aarde – de invloed van James Bond is in die verhalen wel te merken. Soms moet de bemanning snode plannen van misdadige types tegenhouden die bijvoorbeeld slaven roven uit de ruimte, of zijn er verschijningen van Atlanteanen, of moet de gestrande bemanning van een Amerikaans ruimteschip worden gered. Er zijn ook boeken in de serie waarbij het schip verder in de ruimte reist, vaak door een wormgat of iets dergelijks, want sneller dan lichtaandrijving hebben ze niet. Zo komt de Euro-5 bijvoorbeeld terecht op een wereld met bizarre, zwevende, buitenaardse wezens in de vorm van klokken en zeesterren. Ze hechten zich aan de buitenkant van het schip. Ze blijken metaal te eten en het wordt een race tegen de klok om te ontsnappen.
Nederlandse schrijver
Sciencefiction wordt wel eens weggezet als een niet Nederlands genre, alsof alleen Britten en Amerikanen dit type verhalen schrijft of waardeert. Ik heb dat echter nooit geloofd. Waarschijnlijk omdat de SF-schrijver waar ik in mijn jeugd het meest van heb gelezen, de schrijver was van Euro-5: Bert Benson. Ik ontdekte pas onlangs dat dit een pseudoniem was – de naam allitereerde ook al te mooi om waar te zijn. De schrijver heette in het echte leven Ad de Beer. De Beer werd geboren op 9 juli 1932 in Sint Oedenrode en overleed in 1997. Zijn eerste boek Het mysterie van de Groene Smaragden verscheen toen hij 28 was. Hij heeft echter nooit van zijn schrijven kunnen leven en werkte tot aan zijn pensionering als bestuursambtenaar. Bert Benson was niet zijn enige pseudoniem. Zo schreef hij ook onder de namen Max Miller en Aad van Rooy. Zijn reden voor het gebruik van pseudoniemen was dat de lezer volgens hem de naam van een schrijver in verband moet kunnen brengen met een bepaald soort boeken. Hij gebruikte de naam Bert Benson daarom ook voor twee vervolgdeeltjes van de serie De Discus en voor de reeks Verzetsgroep Pimpernel. Die laatste heb ik destijds ook verslonden trouwens. In totaal schreef hij meer dan honderd boeken, waaronder ook boeken voor volwassenen.
In zijn boeken, zowel de serie Euro-5 als Verzetsgroep Pimpernel, toonde De Beer in mijn ogen aan dat Nederlanders prima SF-verhalen kunnen schrijven. Zijn boeken waren natuurlijk bedoeld voor jonge lezers, maar het is en blijft hetzelfde genre. Ik las in die tijd trouwens wel meer jeugdboeken van Nederlandse schrijvers die tot het SF-genre behoorden. De boeken van Henk van Kerkwijk, N.V. Ruimtetaxi brengt u overal en Schakelfout, maakten bijvoorbeeld grote indruk op me, net als de verhalen van Wim Burkunk en Gerben Hellinga Jr (zijn Coriolis, de stormplaneet was meesterlijk). Dan had je nog Niemand houdt mij tegen en andere verhalen van Evert Hartman, Kruistocht in spijkerbroek en de Thuleverhalen van Thea Beckman, natuurlijk Torenhoog en mijlenbreed van Tonke Dragt en ga zo maar door. Door al die verhalen werd mijn verbeelding geprikkeld en mijn zicht op de werkelijkheid vergroot. Uiteindelijk brachten ze me ertoe zelf verhalen te gaan schrijven. Als het voor zoveel Nederlandse schrijvers mogelijk was jeugdboeken te schrijven in het SF-genre geloof ik dat er nog steeds plek is voor sciencefiction in ons taalgebied. Ik doe mijn best daar een steentje aan bij te dragen.
Johan Klein Haneveld schreef tot nu toe acht boeken, waarvan de jongste, De Krakenvorst, boek 2: Kartaalmon, uitkwam in november 2017. Zijn korte verhalen verschenen onder andere op Fantasize, in de tijdschriften Fantastische Vertellingen en SF Terra en in de bundels Ganymedes 17, Wereldbedenkers en Tenenkrommende Verhalen. In 2018 zijn drie boeken van hem uitgebracht: verhalenbundel ‘Het teken in de lucht‘, het boekje ‘Mieren en sprinkhanen‘ en de far future SF-roman ‘De afvallige ster‘.
© 2018-2024 Johan Klein Haneveld & Fantasize