Door Johan Klein Haneveld
Ik weet niet hoe mijn liefde voor sciencefiction precies ontstaan is. Het moet op de basisschool geweest zijn, want bij de eerste verhalen die ik in mijn vrije tijd schreef, had ik al met grote letters S.F. in de kantlijn gezet. Ik verslond in elk geval tijdschriften als de KIJK en Natuur, wetenschap en techniek en allerlei boeken over wetenschap uit de bibliotheek. Bovendien had mijn vader sciencefictionboeken in de kast staan. Ze waren niet bepaald bedoeld voor kinderen, maar mijn nieuwsgierigheid liet zich niet bedwingen en ik had ze al snel allemaal uit.
Ten slotte ontdekte ik de Euro-5 serie en stripverhalen zoals Yoko Tsuno en het proces was onomkeerbaar: ik was een SF-lezer geworden. Lange tijd las ik zelfs geen fantasy. Afgaande op de covers van de fantasyboeken in de bibliotheek meende ik namelijk dat fantasy altijd ging om ridders, prinsessen en tovenaars – en vooral dat laatste was een probleem. Mijn christelijke opvoeding had tovenarij zelfs in sprookjesverhalen verdacht gemaakt. Pas als student las ik The Lord of the Rings opnieuw en werd ik meegesleept door de gedetailleerde wereldbouw en diepe thema’s. Ik ontdekte toen ook een heleboel spannende en verbeeldingsvolle fantasyboeken. Na die inhaalslag keerde ik echter weer terug bij mijn eerste liefde, die voor de sciencefiction.
De reden daarvoor is volgens mij mijn nieuwsgierigheid naar de natuurlijke wereld waarin we leven, zoals hoe het leven zich aanpast aan bijzondere omstandigheden in de diepzee of in grotten, of hoe sterren afhankelijk van hun grootte veranderen in neutronensterren of zwarte gaten, hoe het kan dat licht tegelijk een deeltje is en een golf, waarom we geen sporen hebben gevonden van buitenaards leven en hoe het zou zijn om rond te lopen op Mars of te duiken onder het ijs van Europa. Sciencefiction is anders dan fantasy ten diepste gebaseerd op onze werkelijkheid en de wetten die daarin gelden. Soms wordt daarmee wel wat gespeeld, dan blijkt het mogelijk te zijn sneller dan licht te gaan of door te tijd te reizen, maar in de kern zullen de gebeurtenissen die worden beschreven daadwerkelijk (of in theorie) mogelijk zijn. De beste sciencefiction doet me verbaasd staan over wat er mogelijk is in ons eigen universum. Dit ligt dichtbij het vaak genoemde gevoel van verwondering (‘Sense of wonder’) dat goede SF-verhalen oproepen. Goede SF-verhalen geven me vaak het gevoel zelf heel klein te zijn en laten me vol verwondering staan over grote tijdschalen, enorme afstanden of verreikende fenomenen. Hoe groot is een ster eigenlijk wel niet? Hoe groot een sterrenstelsel? Van deze schalen van tijd en afstand kun je nauwelijks een voorstelling maken, maar goede SF-verhalen helpen daar wel bij. Het ‘wat als?’ dat de hoofdvraag is van een SF-verhaal helpt hierbij door zaken van een andere kant te bekijken en je verbaasd te laten staan dat de wereld is zoals die is en niet net even anders.
Dat ik me over deze dingen verwonder, betekent niet dat iedereen daardoor wordt aangesproken. Ik weet bijvoorbeeld dat heel wat lezers struikelen over de vlakke karakters en de weinig uitbundige schrijfstijl van Stephen Baxter. Toch is die vanwege zijn wetenschappelijk onderbouwde speculatieve ideeën een van mijn favorieten. Zelf ben ik niet heel erg onder de indruk van de meer literaire SF-verhalen, die meer zeggen over de menselijke natuur dan over het heelal waarin we leven. Ik kan zien dat ze technisch goed geschreven zijn en ik vind ze dan ook niet echt slecht, maar tot mijn favorieten gaan ze niet horen. Bij mij wekken ze niet het gevoel van verwondering op waar ik op hoop in een goed sciencefictionverhaal. Voor mij hoeven karakters niet heel ver te worden uitgewerkt. In goede SF-verhalen draait het voor mij om normale mensen (voor zover die bestaan) in anders dan normale omstandigheden. Het spel met taal vind ik bovendien niet zo belangrijk als het spel met de mogelijkheden van onze wereld. Personages en taalgebruik zijn wat mij betreft middel en geen doel en moeten vooral niet in de weg staan van de speculatie die de kern vormt van het SF-verhaal. Ik kan me echter levendig voorstellen dat andere lezers andere elementen belangrijker vinden.
Deze lijst met mijn persoonlijke top vijf van sciencefictionboeken is daarom niet universeel geldig, maar wellicht kun je er inspiratie uit opdoen. Ook zal ik waarschijnlijk over een half jaar of een jaar weer andere boeken noemen als je me om mijn top vijf vraagt. Wat in elk geval overeind blijft staan is dat alle hier genoemde boeken in mijn opinie heel erg goed zijn.
-
The Quantum Thief (Hannu Rajaniemi)
De enige andere schrijver die ik ken die Rajaniemi evenaart in het aantal ideeën per pagina is John C. Wright. Met name zijn serie die start met The Golden Age stroomt over van de bijzondere concepten en mogelijkheden. Heel erg inspirerend. Helaas is Wright online een wat controversieel persoon met zijn behoorlijk naar de rechterkant van het spectrum neigende politieke ideeën. In zijn verhalen merk je daar gelukkig niet veel van.
-
Rendez-vous with Rama (Arthur C. Clarke)
Schrijver Stephen Baxter wordt wel eens de moderne opvolger van Arthur C. Clarke genoemd. Ik snap dat wel. Hij gebruikt zijn uitgebreide kennis van kosmologie en natuurkunde en schrijft verhalen die het hele heelal bestrijken, van de oerknal tot de verste toekomst. Elk boek dat ik van hem lees doet me wel eens naar adem happen als de schaal ervan tot me doordringt. Hij gebruikt soms ook bizarre wetenschappelijke concepten. In Flux beschrijft hij bijvoorbeeld wezens die leven in het binnenste van een neutronenster…
-
Fahrenheit 451 (Ray Bradbury)
-
A Fire Upon the Deep (Vernor Vinge)
Een andere schrijver die speculeert over verder voortschrijdende kunstmatige intelligenties en in zijn verhalen vaak het hele melkwegstelsel bestrijkt is Alastair Reynolds. Ik vond vooral zijn Blue Remembered Earth en de vervolgen daarop mooi. Evolutie van robots op Mars, gemodificeerde sprekende olifanten en mensen die zich tot zeemeerminnen laten verbouwen. Je komt het hier allemaal tegen.
-
Red Mars (Kim Stanley Robinson)
Ook Isaac Asimov baseerde zich bij zijn werken altijd op moderne wetenschappelijke informatie en solide onderzoek. Ook hier moet de lezer geen diepe karakters verwachten of lyrisch taalgebruik, maar wel interessante plots met een detective-achtig element erin (Asimov schreef niet alleen over robotspeurders, maar was ook de auteur van ‘echte’ detectiveverhalen) waarbij de ontknoping gebaseerd is op een rationele, wetenschappelijke manier van denken. Ondertussen zijn de verhalen misschien wat verouderd, maar de concepten blijven tot de verbeelding spreken, in elk geval tot de mijne.
Johan Klein Haneveld – Mijn vijf favoriete sciencefictionboeken, eervolle vermelding: Nieuwe maan (Anton Koolhaas)
Mijn favoriete Nederlandstalige SF-boek is echter Nieuwe maan van Anton Koolhaas. Als dierenliefhebber was ik al gecharmeerd van zijn korte verhalen over dieren (echt bestaande of verzonnen) en hier situeert hij in een grot onder een huis in Frankrijk een volledig nieuw ecosysteem. De hoofdpersoon ontdekt steeds nieuwe soorten, tot aan enorme platvissen die elkaar opvreten. Goed geschreven en vol verbeelding. Elementen van het boek zijn me altijd bijgebleven sinds ik het las voor mijn boekenlijst op de middelbare school. Nieuwe maan laat zien dat ook ons taalgebied meesterwerken in het fantastische genre kan opleveren. Er is tegenwoordig sprake van een oplevende belangstelling voor sciencefiction in het Nederlandse taalgebied. Zowel uit de meer literaire hoek (Concept M van Aafke Romeijn) als uit de genrehoek (denk aan de werken van nieuwe Fantasize-columnist Pepper Kay). Ik hoop dat deze renaissance doorzet en ik over een paar jaar meer Nederlandstalige boeken aan mijn top 5 kan toevoegen.
Johan Klein Haneveld schreef tot nu toe acht boeken, waarvan de jongste, De Krakenvorst, boek 2: Kartaalmon, uitkwam in november 2017. Zijn korte verhalen verschenen onder andere op Fantasize, in de tijdschriften Fantastische Vertellingen en SF Terra en in de bundels Ganymedes 17, Wereldbedenkers en Tenenkrommende Verhalen. In 2018 zijn drie boeken van hem uitgebracht: verhalenbundel ‘Het teken in de lucht’, het boekje ‘Mieren en sprinkhanen’ en de far future SF-roman ‘De afvallige ster’.