donderdag, november 13

Schrijfwedstrijd Maakbaar – Shortlist 5e plaats: Zwerm – Frida Bouwmeester

Door Frida Bouwmeester

De stad was stil. Waar ooit constant lawaai heerste – het gieren van motoren, geschreeuw van straatverkopers, het gelach van kinderen – hing nu een ongemakkelijke rust. Alleen het geritsel was gebleven. Het leek te komen van de straten, de muren, zelfs de lucht. Ruben haalde diep adem en trok zijn jas strakker om zich heen. De lucht rook chemisch, alsof er ozon hing na een blikseminslag.
De eerste keer dat hij de zwerm zag, was drie maanden eerder. Hij stond op het dak van zijn gebouw, een sigaret bungelend tussen trillende vingers, toen hij iets vreemds zag. Een wolk, maar geen gewone. Het was een glinsterende massa die zich langzaam door de straten bewoog, alsof hij op zoek was. Mensen renden niet weg. Ze staarden, gehypnotiseerd, terwijl de wolk zijn werk deed. De kreupelen waren het eerst aan de beurt, daarna de blinden, de doven, de depressieven. Wonderen geschiedden, ze konden weer lopen, weer zien, weer horen, weer hoop voelen.
Op het nieuws zag Ruben vaak uitzendingen over mensen die door de medische wetenschap al waren opgegeven, maar de zwerm wekte zelfs de pasgestorvenen weer tot leven. Langzaam maar zeker was de zwerm onderdeel van het dagelijkse leven geworden, tot hun hulp niet meer nodig was en ieder mens kerngezond door het leven ging.
Elke keer dat de zwerm kwam, had Ruben zich verstopt, zijn hart bonzend in zijn keel. Hij vertrouwde de wonderen van de zwerm niet. Sinds de wolk was verschenen, glimlachten de buren niet meer. Hun stem klonk vlak, hun ogen waren leeg. Zijn vriendin Sara had dagenlang geprobeerd hem gerust te stellen dat de zwerm ‘een goed ding’ was. Haar astma was genezen, haar oude littekens waren gladgestreken. Maar toen ze hem aankeek, voelde hij dat ze ergens diep vanbinnen verdwenen was.

© Sjoerd de Boer

De waarheid kwam uiteindelijk aan het licht. De zwerm bestond uit zelfreplicerende nanomachines die zich door de lucht verspreidden, onzichtbaar, tenzij ze zich in een grote zwerm verzamelden. Ontsnapt uit een defensielaboratorium en, volgens de nieuwslezer, gelukkig goedgezind naar de mensheid. Iedereen dacht eerst dat ze een zegen waren – een evolutionaire sprong voorwaarts, een einde aan ziekte en pijn. En voor een deel was dat ook zo.
In sommige delen van het land preekten telepriesters dat de Heer dra aan hen zou verschijnen, dat de zwerm de verpersoonlijking van de Heilige Geest was. En de mensen geloofden het. Vrijwel iedereen had de wonderen gezien: buren, vrienden en kennissen die geen handicap meer hadden. De halleluja’s en amens werden luid verkondigd.
Niemand sprak over wat er verloren ging. Ruben merkte het wel. Eerst aan de muziek in de stad: die was stilgevallen. De straatmuzikant met zijn krakende gitaar, de jongeren die rapten op de hoek – allemaal stil, alsof er iets subtiels en ongrijpbaars verdwenen was. Iets wat mensen menselijk maakte. Of het was verwijderd natuurlijk, dacht hij, aangepast aan de grootste gemene deler. Hij vond het maar een smakeloos geheel, alle leven was eruit.
Hij was vastbesloten zichzelf te blijven. Geen prutsen aan zijn lijf, zijn leven. Tot de dag dat hij alleen over straat zwierf en het begon te regenen. Grote, koude druppels die zich verzamelden en in kleine stroompjes langs de grauwe gebouwen liepen. Ruben dook een verlaten café in, waar de geur van muffe koffie en nat karton hem tegemoet kwam. Hij bleef stilstaan, luisterde. Geen klanten. Alleen het fluisterende geritsel, zoals altijd. Hij vroeg zich af of hij de enige was die de zwerm ontlopen had.
‘Waarom verstop je je?’ klonk een stem. Ruben draaide zich om en zag een man zitten aan een hoektafel, waar net nog niemand zat. Zijn huid was glanzend glad, alsof hij pas was geboetseerd, en zijn ogen waren onnatuurlijk helder. De zwerm, besefte Ruben.
‘Ik wil niets van jullie,’ zei Ruben schor. Zijn hand gleed naar het mes in zijn jaszak, maar de man glimlachte.
‘Wij willen niets van jou,’ antwoordde hij. ‘We willen alleen begrijpen.’
Dit was hoe ze waren. Geen mens, alleen een schil die ze gebruikten om menselijk over te komen.
‘Begrijpen?’ Ruben spuugde het woord uit. ‘Je hebt alles al genomen. Wat valt er nog te begrijpen?’
De man leunde naar voren, zijn stem vreemd en mechanisch. ‘Sommigen van jullie blijven vechten. Zelfs nu. Waarom?’
Ruben voelde woede in zich opkomen. ‘Omdat het leven niet perfect hoort te zijn. Omdat pijn echt is. Omdat liefde echt is. Je kunt het niet gladstrijken, niet inruilen voor … voor leegte.’
De man zweeg. Het geritsel leek even te verdwijnen. ‘Interessant,’ zei hij uiteindelijk. ‘Wat jullie perfect noemen is een paradox. Zonder imperfectie is er geen perfectie.’ Hij gebaarde met zijn rechterhand.
Ruben voelde een tinteling in zijn nek, alsof duizenden kleine naalden hem aanraakten. Hij wilde vluchten, maar zijn benen weigerden. De zwerm drong door zijn huid. Beelden flitsten door zijn hoofd – momenten van pijn, van vreugde, van verlies. Hij zag Sara’s gezicht lachend om zijn stomme grapjes. Hij voelde opnieuw de warmte van een hand die de zijne vasthield. Zijn overleden moeder. Alles wat hem had gebroken, wat hem had gevormd.
En ineens was het weg. Hij viel op zijn knieën, hijgend. Toen hij opkeek, was de man verdwenen. Het geritsel was zachter nu, bijna vriendelijk.
Buiten barstte de hemel open, de regen veranderde de stad in een spiegelende zee van grijs. Ruben stond op en strompelde naar buiten, waar de lucht fris rook, als na een storm. De mensen kwamen hun huis uit, niet meer gehuld in hun onnatuurlijke stilzwijgen. Hij zag een jongen die een paar valse akkoorden op een oude gitaar aansloeg. Een vrouw huilde, haar tranen vermengd met de regen.
In de lucht zag hij een glinsterende massa, sierlijk bewegend alsof het naar iets zocht. De zwerm kwetterde. Vogels. Echte vogels…

 

Over de auteur
Frida Bouwmeester houdt van verhalen die dreigen, schuren, verontrusten. Af en toe pleegt ze een weerspannig gedicht. Dit alles doet ze tussen het verhuizen door, want Frida en nieuwe horizonten verkennen, dat is wel degelijk een dingetje. De teller staat momenteel op elf woonplekken. Ze schaaft al jaren aan een episch gedicht over de Pleiaden, dat ze gelijktijdig als toneelstuk ontwikkelt. Stiekem hoopt ze dat het tweeluik nooit helemaal af zal zijn, zo graag werkt ze eraan. Niet alles in het leven moet namelijk afgerond worden.

Over de illustrator
“Ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan.”
Voor Sjoerd de Boer is dit een van de meest iconische zinnen ooit, vaak gekoppeld aan het even iconische kinderboekpersonage Pippi Langkous van Astrid Lindgren. Het is een basis voor zelfvertrouwen, een positieve instelling en het aangaan van uitdagingen. En als je er dan voor gaat, dan moet je in zijn ogen ook doorzetten! Maar wie ben hij? Hij heeft door de jaren heen een rugzak vol kennis en ervaringen opgedaan als onder andere auteursbegeleider, vormgever, schrijver en projectredacteur en nu ook als illustrator.

 

© 2020 – 2025 Fantasize, Frida Bouwmeester & Sjoerd de Boer

You cannot copy content of this page