Door Isabelle Plomteux
In dit vierde en laatste deel van het interview met fantasyauteur Kim ten Tusscher, heb ik het met haar over de masterscriptie die medefantasyauteur en master in de westerse literatuur Kirsten Groot aan Vertellingen van de Ondergang wijdde. Daarnaast bespreken we hoe je meerdere lagen in een fantasyverhaal legt. Beginnen doen we met het moreel kompas van Kims personages. Heb je de voorgaande delen gemist? Die kun je hier vinden: Deel 1, Deel 2 en Deel 3.

Je personages moeten met hun goede en slechte kanten (leren) leven. Dat houdt in dat je personages een moreel kompas hebben. Zou je ook kunnen schrijven over iemand die dat kompas helemaal niet bezit of gaandeweg volledig verliest?
Je kunt je heel erg afvragen of Nayaku, een van mijn magiërs, wel een moreel kompas heeft. Hij neemt hele nare beslissingen. Het ergste is dat hij het zelf geoorloofd vindt. Maar daar zit voor mij dan ook het stukje begrip. Ik weet hoe hij is en dat hij verblind is door zijn eigen waarheid, dus er zit op die manier wel een beetje nuance in hem.
Ik denk niet dat ik snel zal schrijven over iemand die geniet van het martelen van anderen, zonder dat hij/zij er een goede reden voor heeft behalve zijn eigen plezier. Dat staat te ver van mij af en ik zou er ook geen plezier uithalen om over zo iemand te schrijven. Het lijkt me ook geen interessant personage. Ik vind de vertwijfeling veel interessanter.
Dat geldt ook andersom. Een in en in goed personage zonder rafelrandje vind ik ook saai.
Ik heb wel personages die heel erg een uiterste zijn in het spectrum van goed naar kwaad, maar altijd zit er ook dat andere stukje in.
Zijn bepaalde personages moeilijker neer te zetten/te vatten dan anderen?
Ja, en dat zijn soms de personages waar ik het niet van verwacht. Kiril bijvoorbeeld. Ik vond hem een heel geschikt personage voor de Vertellingen van de Ondergang. Een oudere generaal, trouw aan zijn land en hij is zelfs een periode de heerser van Merzia geweest. In een verhaal waarin een oorlog gaande is, lijkt zo iemand onmisbaar. Maar hij is inderdaad heel erg gesloten. Alles staat in het teken van Merzia, daarbuiten bestaat vrijwel niets voor hem. Het heeft me heel veel hoofdbrekens gekost om hem te doorgronden en hij heeft iets mysterieus gehouden. Daardoor is hij dan wel weer de favoriet van Cocky van Dijk, mijn uitgever en redacteur. In de serie wordt hij langzaam blind, waardoor hij meer moet vertrouwen op de mensen om hem heen. Daardoor moest hij zich gelukkig ook wel wat meer open opstellen. Al maakte zijn verliezende zicht het natuurlijk wel weer lastiger om zijn rol als strijder te vervullen.
Nealyn vond ik ook lastig, juist omdat zij niet menselijk is en in een razend tempo een hele ontwikkeling moet doormaken. Zij staat qua karakter best dicht bij me, dus dat was niet zo moeilijk. Maar haar lijn geloofwaardig houden, was wel een uitdaging. Waar ligt de grens tussen iemand die de wereld en mensen niet snapt, maar wel interessant is en iemand waarin de lezer zich helemaal niet kan inleven?
Wat zijn voor jou de moeilijkste scènes om te schrijven? Dat bedoel ik zowel emotioneel als verhaaltechnisch, als .. nou ja, gewoon moeilijk, om welke reden dan ook.
Gevechtscènes zijn een verschrikking. Ik vervloek mezelf regelmatig dat ik schrijf wat ik schrijf, want in mijn verhalen zijn ze onmisbaar. Maar probeer iedere keer maar weer eens wat nieuws te verzinnen, de gebeurtenissen duidelijk te maken aan de lezer zonder dat het een opsomming wordt en dat het ook nog geloofwaardig is. En wat ik zelf belangrijk vind: er moet ook een opbouw inzitten gedurende de hele serie. Een gevecht in Blind mag niet spectaculairder zijn dan de eindstrijd in Storm2. Maar mijn strijdende partijen gaan zich in Blind natuurlijk niet inhouden, omdat ik er nog een boek achteraan wil schrijven. Ook dan komen die tijdlijnen waar ik het eerder over had weer erg van pas.
Hierbij aansluitend: je schrijft vanuit de personages, dus je maakt alles vanop de eerste rij mee. Denk je soms: dit wil ik niet zien/beleven?
Nee, eigenlijk niet. Het is fictie en nodig voor het verhaal dat ik wil vertellen. Daarnaast zet ik nooit in een keer een scene in alle diepte op papier. Het is eerst een schets en iedere ronde voeg ik meer details toe. Als ik eindelijk aan de emoties toekom, ben ik al zo gewend aan die scene dat ik het er niet moeilijk mee heb.
Er is een uitzondering. Een van de kinderen wordt seksueel belaagd door een volwassen man. Ik heb daar enorm over getwijfeld en uiteindelijk een manier gevonden om die scene te schrijven op een manier die ik gepast vond. De scene helemaal uit het boek laten, was geen optie, want alle gebeurtenissen ervoor leidden hiernaartoe. Het zou echt heel ongeloofwaardig zijn geweest als die kerel dit niet zou proberen.
Laat je ook dingen weg in je boeken? Dingen die je wel ‘ziet’ maar niet opschrijft?
Ik laat zeker zaken weg. Eerder had ik heel erg de behoefte om alles te laten zien, maar ik weet inmiddels dat je lezers ook kunt uitputten met te veel informatie, waardoor juist dat wat je het liefst wilt overbrengen, verdwijnt in alle ruis. Je moet soms echt een keuze maken wat je wel vertelt en wat je beter achterwege laat.
Tot slot: Kirsten Groot, medefantasyauteur en master in de westerse literatuur, studeerde verleden jaar af met een scriptie over jouw Vertellingen van de Ondergang, met als titel: Vrije wil, determinisme en identiteit in Vertellingen van de Ondergang.* Ik citeer even een stukje: “De kwestie van identiteit […] is er een die in de verhaallijnen van zowel Lilith als Nealyn op de voorgrond staat, evenals het thema van vrijheid.” Ben je bewust bezig met die thema’s als je het verhaal begint te schrijven, of ontstaan ze net als het verhaal organisch?
Nee, tot nu toe ben ik nooit bewust bezig geweest met thema’s. Tenminste niet vanaf het begin. Ik zie ze pas als ik al (bijna) klaar ben. De thema’s die Kirsten benoemt zijn wel ook thema’s waar ik persoonlijk veel mee bezig ben geweest de afgelopen jaren, dus het is wel logisch dat die ook in mijn verhalen doorsijpelen.
Voor mijn komende verhaal wil ik wel bewuster met een thema aan de slag. Dat zal heel erg gaan over zelfacceptatie. Mijn hoofdpersonage stond altijd midden in de samenleving, er werd tegen haar opgekeken. Dan verandert ze en wordt ze buitengesloten. Hoe ga je dan om met jezelf en met veranderingen die je niet in de hand hebt?
Tenminste, ik denk nu dat het daar over zal gaan.
Kirsten komt tot de volgende conclusie: “Met dit onderzoek hoop ik te hebben laten zien hoe we onze interpretatie van fantasyverhalen kunnen verrijken door naar meerdere lagen te kijken. Fantasy heeft als genre veel potentie om filosofische vraagstukken te behandelen en te reflecteren op de mens als soort evenals op onze maatschappij.” Hoe sta jij daar als auteur tegenover? Wat is voor jou de functie van fantasy? Kan fantasy ook verschillende functies tegelijkertijd hebben?
Oh, dat zeker. Want ik denk dat de meest diepgaande fantasy verhalen ook altijd zo zijn geschreven dat die je ook vermaken. En dat het ook prima is dat een lezer zo’n boek alleen oppakt om even te ontsnappen aan de werkelijkheid.
Voor mij is fantasy vooral een venster op de echte wereld. Ik gebruik mijn verhalen ook om die dingen te onderzoeken die ik van onze wereld niet goed snap. Juist door iets als vluchtelingenproblematiek of religie naar een fictieve wereld te verplaatsen, kun je die thema’s veel onbevooroordeelder onderzoeken. De lezer weet niet wat hij of zij moet verwachten van de personages en culturen, er zit niet op voorhand al een stempel op.

En als het meerdere functies/lagen heeft of wil hebben, verandert dat dan iets aan de schrijfstijl, aan de manier waarop het verhaal moet worden verteld? Met andere woorden: hoe leg je meerdere lagen in fantasy?
Oeh, lastige vraag. Ik weet niet of de aanpak verschillend is. Ik kan me voorstellen dat je bij een verhaal met meerdere lagen ook meer momenten van rust nodig hebt. Zodat de lezer ook even kan nadenken over wat er is gebeurd. Een verhaal dat puur voor het vermaak is geschreven heeft misschien meer vaart?
Ik leg meerdere lagen in mijn verhaal door mezelf constant vragen te stellen. Waarom is iets zo? Waarom reageert dit personage op deze manier? Wat als het anders zou zijn? En dat vraag ik me dus niet alleen af van de hoofdpersonen, maar van iedereen die een beetje een rol speelt in het verhaal.
In mijn verhalen is het belangrijk dat de lezer niet krijgt voorgeschoteld wie de held is en wie de schurk. Als je als lezer snapt dat iedereen op zijn of haar eigen manier iets wil bereiken wat volgens hem of haar juist is, kun je je als lezer niet meer verschuilen achter de indeling helden en schurken. Ik dwing je daarmee om zelf na te denken over wat jij zal doen of nog geoorloofd vindt in de situaties waarin ik de personages plaats.
Wat ik ook belangrijk vind, is realisme. Ik vergroot sommige zaken uit, maar in de basis is mijn wereld heel herkenbaar en geloofwaardig. Dat helpt om de lezer te laten nadenken. De lezer wordt niet afgeleid door te absurde dingen. Al kan absurdisme natuurlijk ook een middel zijn, maar het is er een die ik niet beheers.
Kirsten Groot had ook nog een vraag voor je: “De scriptie presenteert een mogelijke interpretatie van jouw verhaal, maar die komt misschien niet helemaal overeen met jouw bedoelingen. Waar zou je jezelf plaatsen binnen de discussie over authorial intent** en death of the author***? Zijn de bedoelingen van de auteur leidend of wil je vooral dat iedereen zijn of haar eigen interpretatie van je verhalen creëert?”
Als ik klaar ben, mag iedereen zijn of haar eigen interpretatie geven aan een verhaal. Iedere lezer leest vanuit zijn of haar eigen ervaringen en gemoedstoestand. Dat is een extra laag die wordt toegevoegd die ik niet kan voorzien en die voor iedereen verschilt. En dus zal de interpretatie van mijn verhalen ook voor iedereen verschillen. Ik ben heel blij dat iemand snapt wat ik wil overbrengen en Kirstens master is daar zeker een voorbeeld van. Het is een bevestiging dat ik het goed heb gedaan. Maar als iemand vanuit zijn of haar eigen kijk en ervaringen een hele andere interpretatie zou geven, vind ik dat minstens zo waardevol.
Een laatste vraag die daarbij aansluit: Hoe zie jij de toekomst van de Nederlandstalige fantasy?
Positief! In de vijftien jaar dat ik nu gepubliceerd schrijver ben, is het veld al zo enorm veranderd. Er zijn nu meer schrijfwedstrijden dan vijftien jaar geleden. Er zijn meer uitgeverijen en meer platforms eromheen, waarvan Fantasize er een van is. En lezers weten ons steeds beter te vinden en te waarderen. Dat gaat alleen maar groter worden. De volgende stap is uit onze eigen bubbel stappen en zorgen dat het grote publiek ons ook weet te vinden, maar daar heb ik alle vertrouwen in. Er zijn al dingen in gang gezet die daarbij gaan helpen.
Die bubbel is trouwens ook iets positiefs. Ik ken weinig andere genres waarin schrijvers en lezers zo’n nauw contact hebben. Juist omdat we elkaar ook regelmatig spreken op de festivals en cons is er een goede band ontstaan. Als we gaan samenwerken, zullen we uiteindelijk ook die stap naar buiten de bubbel gaan maken.
Bedankt voor het interview!
* Mensen die de scriptie graag willen lezen, kunnen terecht op de website van Kirsten Groot.
** De bedoelingen van de auteur zijn de waarheid en elke interpretatie moet die volgen.
*** Elke interpretatie mag los van de auteurs bedoelingen worden gevormd. De auteur is als het ware “dood” en de lezer mag de tekst naar eigen inzicht betekenis geven.
© 2020 – 2023 Fantasize & Isabelle Plomteux