web analytics
maandag, oktober 13

Vertelling: De Franse trol – Thomas Nolet

Door Thomas Nolet

Er was eens een trol, die leefde onder een brug. Dat was op zich niets bijzonders, want daar leven trollen nu eenmaal. Maar de trol zelf was wel bijzonder. Hij was namelijk de grootste dichter die ooit geleefd had. De brug waar deze trol onder woonde, lag even buiten Parijs. Het was een mooie brug, daar niet van. Hij overspande een kalm, pittoresk stroompje, met uitzicht over landerijen en een watermolen. Geen steen van de brug was hetzelfde, ze varieerden in kleur, mosbegroeiing of waterschade. Er was geen steen die hem niet in vervoering kon brengen als hij ernaar staarde. En dat kwam natuurlijk mooi uit voor zo’n dichterlijke trol.
Toch had hij liever in de stad gewoond. De mensenmassa, de straten, de architectuur, de Seine met haar rioollucht, het graf van de vergeten soldaat onder de Arc de Triomphe, het uitzicht vanaf Montmartre, de balustrade vol liefdesslotjes bij de Sacre Coeur: de hele stinkende stad Parijs, in al zijn schoonheid en lelijkheid, maakte iets in hem wakker. Het leverde inspiratie op voor de mooiste gedichten. De bruggen van Parijs waren echter het terrein van de clochards en die moesten niets van hem hebben.
‘Ga weg, lelijke trol,’ riepen ze en gooiden rotte aardappels en lege wijnflessen naar hem. Ook al was hij een trol, hij had een teer hart en kon de pesterijen van de zwervers niet aan. Dus leefde hij buiten de stad, waar de lucht zuiverder en koeler was. Alleen diep in de nacht durfde hij de straten te trotseren. De meeste clochards sliepen dan al hun wijndoordrenkte slaap. Soms kwam hij er nog een tegen, of een gendarme. Hij verstopte zich dan gauw achter een vuilcontainer of een parkbankje.

© Osanne Stierman

Met een emmertje verf en een kwast schreef hij zijn dichterlijke strofen op de huizen. De gevels van Parijs waren zijn papier. En voordat de klokken van de Notre Dame de ochtend aankondigden, verdween hij weer onder zijn brug. De Parijzenaren keken iedere ochtend uit naar de gedichten van hun mysterieuze stadsdichter. Iedere ochtend troffen ze zijn verzen in een ander deel van de stad aan. Iedere ochtend gingen zijn woorden via de social media snel de hele stad rond. Ze bereikten zelfs de clochards, die dan wel geen dak boven hun hoofd hadden, maar vaak wel een mobiele telefoon bezaten. En iedere ochtend waren alle inwoners tot tranen geroerd. Apetrots waren de Parijzenaren, al wist niemand wie hun dichterlijke wonderkind was. Het stadsbestuur kon het niet over zijn hart verkrijgen om de verzen te verwijderen. Dus in de loop der jaren kwam er op vrijwel ieder gebouw een gedicht te staan. Mensen maakten selfies met hun favoriete gedicht. Toeristen en kunstcritici kwamen van over de hele wereld om de Parijse straatpoëzie te bewonderen. Omdat de trol zich overdag schuilhield onder zijn brug, had hij van dit alles geen weet. En van social media had hij nog nooit gehoord.

Op een dag besloot de locoburgemeester, monsieur Tramadol, dat hij per se wilde weten wie de geheimzinnige dichter was. Hij was een man die er prat op ging dat hij alles wist over kunst en hij vond het helemaal niets dat er in zijn stad een onbekend genie rondliep. Bovendien – al zou hij dat niet snel toegeven – schreef hij zelf ook poëzie – hele slechte – en wilde hij zijn collega wel eens de hand schudden. Het liefst ten overstaande van zoveel mogelijk mensen, zodat iedereen kon zien hoe belangrijk hij was.
Hij zocht contact met een uitgever en bracht de mooiste gedichten in een bundel samen. Vervolgens liet hij verkondigen dat er een grote ceremonie werd gehouden, waar de dichter het eerste exemplaar met veel eerbetoon in ontvangst zou nemen. Overal in de stad werden affiches opgehangen om het evenement aan te kondigen.
De trol zag zo’n poster en zijn hart sloeg een slag over. Hij had er geen idee van dat zijn gedichten zo’n impact hadden. Eindelijk erkenning, dacht hij. Zou hij zich kenbaar durven maken? Uiteindelijk besloot hij dat hij niet anders kon. Het zou onbeleefd zijn om niet te komen opdagen voor een ceremonie te zijner ere. Gehuld in een lange jas met capuchon trotseerde hij voor het eerst sinds lange tijd de straten van Parijs in het daglicht. Op het plein voor het Musée du Louvre en ver daarbuiten, had zich een menigte verzameld. Bijna heel de stad was uitgelopen. De rest van Parijs zat aan zijn televisiescherm gekluisterd. Het kostte de trol veel moeite om zich door de mensenmassa te wurmen. Uiteindelijk bereikte hij het podium voor de glazen piramide. Daar stond monsieur Tramadol inmiddels peentjes te zweten. De geplande optredens van fanfares en mindere dichters hadden inmiddels plaatsgevonden en het was bijna tijd voor het moment suprême. Hij had nog steeds geen idee of de eregast wel zou komen. De laatste dichter, een jonge spoken-wordartiest, nam het beleefde applaus in ontvangst en verliet het podium. Met knikkende knieën liep monsieur Tramadol naar het podium. ‘En dan nu,’ zei hij en kuchte even. ‘Dan nodig ik nu onze zeer geëerde stadsdichter uit om zich kenbaar te maken!’
De trollendichter richtte zich op, maar toen hij doorhad dat de blikken van vrijwel iedere Parijzenaar op het podium was gevestigd, kromp hij weer ineen. Hij durfde gewoonweg niet meer. Liever voor eeuwig in de veilige onbekendheid zijn verzen verspreiden, dan nu voor de ogen van de wereld naar voren te treden. Met een steen in zijn maag draaide hij zich om en begon zich tussen de opgedrongen mensenlijven weer een weg naar buiten te zoeken.
Zut alors, dacht monsieur Tramadol, toen hij merkte dat er niemand, helemaal niemand naar voren trad. Wat moet ik nu? Al die mensen… de internationale pers… dat kreng Mme. Dubois van de cultuurkatern van Le Parisien… Als er nu geen dichter tevoorschijn komt, sta ik voor paal.
Toen kreeg hij een ingeving. De enige uitweg uit de situatie, dacht hij. Terwijl het publiek een beetje rumoerig begon te worden, rechtte monsieur Tramadol de schouders, glimlachte minzaam en sprak in de microfoon. ‘Beste madames en messieurs. U hoeft niet langer in onzekerheid te blijven. Want de mysterieuze stadsdichter… Dat ben ik!’
Even werd het doodstil. Monsieur Tramadol de stadsdichter? Dat hadden de Parijzenaren niet gezocht achter hun saaie locoburgemeester. Maar als niemand anders zich uitsprak, dan moest hij het wel zijn, toch? Een aarzelend applaus kwam op gang, dat langzaam overging in een daverend gejuich.
De trol was stokstijf blijven staan bij de woorden van monsieur Tramadol. De arme, gevoelige ziel voelde zich diep gekrenkt. Ook al had hij zich niet kenbaar durven maken, dat iemand anders nu de eer kreeg voor zíjn poëzie… Dat had hij nooit verwacht. Ik had niet moeten komen, dacht hij bedroefd. Toen monsieur Tramadol vervolgens ging voordragen uit het boekje met gedichten – zíjn gedichten! – maakte hij zich uit de voeten. Een traan meanderde over zijn gepukkelde wang.

De dag erna waren alle spreuken in de hele stad verdwenen. Alsof ze er nooit waren geweest, was er nu alleen nog aartslelijke graffiti te zien op de muren van Parijs. De Parijzenaren keken ernaar en voelden hun harten verschrompelen. De nietsvermoedende locoburgemeester, die zijn roes uitsliep na een nacht vol feesten te zijner ere, werd van zijn bed gelicht door een boze menigte: ‘Verklaar je nader, Tramadol!’ Dat kon hij natuurlijk niet. Toen men vervolgens in zijn huis voorbeelden vond van zijn wanstaltige poëzie, was de publieke razernij niet meer te overzien. Gele hesjes zouden erbij verbleken.
Over het lot van de arme monsieur Tramadol kan verder beter gezwegen worden. Het leven in Parijs werd weer gewoon saai en prozaïsch. Het dichtbundeltje werd toch uitgegeven, maar de verzen hadden hun werking verloren. Het deed de stadsbewoners denken aan wat ze verloren hadden.
En de trol? In Parijs werd hij nooit meer teruggezien. Maar wie weet. Misschien komt hij ooit weer tevoorschijn, op een andere plaats, in een andere stad, om de muren te versieren met zijn adembenemende gedichten.

 

Over de auteur:
Thomas Nolet begon met schrijven toen hij acht was en bleef dat doen totdat hij ging studeren. Daarna werd hij lange tijd afgeleid door andere zaken, maar sinds kort heeft hij de draad weer opgepikt. Met het verhaal De kracht van duizend zielen haalde hij in 2021 als hoogste debutant de vijfde plaats bij de Waterloper-wedstrijd.
Een grote inspiratiebron is de Discworld-serie van Terry Pratchett. De schijfwereld is een genadeloze spiegel voor de maatschappij. Pratchett toont aan dat fantasy niet alleen vermakelijk kan zijn, maar ook iets te vertellen kan hebben over ons als mensen in de ‘echte’ wereld.

Over de illustrator:
Osanne Stierman is een kleurrijke illustrator en tekenstijlenkameleon, die veel werkt in fantasysubgenre met een modern tintje. Hen werkt veel met verschillende materialen en probeert zelfs in digitaal werk graag de traditionele roots te laten zien. Diens werk en online winkel zijn te vinden via https://linktr.ee/osanneart waar alle links op een rijtje staan.

 

© 2020 – 2025 Fantasize, Thomas Nolet & Osanne Stierman

You cannot copy content of this page