web analytics
donderdag, maart 28

Zomerschrijfwedstrijd: winnende verhalen

Cover

Lees hier de winnende verhalen van de Fantasize-zomerschrijfwedstrijd.

*****

Herrezen
Door Edward van Egmond

Kijk om je heen. Overal is water. Je zou het niet zeggen, maar we bevinden ons boven de Mojavewoestijn. Ons vlot bestaat uit aan elkaar gebonden boxsprings die we uit een raam van ons hotel in Las Vegas hebben geduwd. Het was nog een wonder dat het stuk waar we zaten niet was ingestort toen de tsunami kwam. Lang zou dat gebouw er niet meer staan, dus we moesten weg.

De zon brandt inmiddels ongenadig. We hebben wat lakens samengeknoopt als schuilplaats en voor de rest moeten we maar zien waar we uitkomen.

We waren met ons gezin neergestreken in Vegas voor een lang weekend gokken en drinken, onze favoriete bezigheden. Laat nou net op het moment dat Ouwe Pete een van de jackpots op de slotmachines won, de San Andreasbreuk opspelen. Wat we zo snel meekregen op de nieuwskanalen, voor ze uitvielen, was dat Californië in zee was gezonken. De tsunamiwaarschuwing kwam er vlak achteraan.

Wij naar onze kamer op de vijfendertigste verdieping in de hoop boven het water te blijven. Het scheelde niet veel.
Het water daalt de laatste dagen snel. Om ons heen zien we huisraad drijven, dood vee en ook veel dode mensen. Ze worden allemaal meegevoerd door een sterke stroming.

En toen kwam het moment dat we aan de grond liepen.

Het water trok weg in de bodem en de woestijn keerde terug, hoewel de bodem binnen uren met een groene plantendeken bedekt was. De luchtvochtigheid was immens, iets waar we dankzij airco’s niet meer aan gewend waren.

Gelukkig vonden we beschutting. Op een heuvel in het landschap stond een motel, half ondergelopen, maar zo te zien bijna onbeschadigd.
Vermoeid en oververhit wankelden we de lobby in. Een man met een sombrero veegde plassen water uit de hal en richting de uitgang.
‘Ah, gasten,’ zei hij, toen hij ons opmerkte. ‘Zoals u ziet hebben we wateroverlast gehad. Maar geen nood, de belangrijkste kelders zijn droog gebleven.’ Hij keek ons met een schuin oog aan. ‘U heeft toch gereserveerd, nietwaar?’
Haastig zei mijn oom: ‘Jazeker, lang geleden al.’
De man glimlachte. Er ontbraken tanden aan zijn gebit. ‘Natuurlijk. De goden zijn voorzienig, ze zorgen voor de juiste mensen, op de juiste plek en – belangrijk – op exact het goede moment.’ Hij draaide zich om en wenkte. ‘Kom, ik breng u naar uw kamers.’

Binnen twintig minuten hadden we elk een kamer, met werkende airco en zachte bedden. Ik moet bekennen dat ik binnen vijf minuten sliep.
’s Avonds kwam we allemaal samen in de lobby om te zien of er iets te eten was. Onze gastheer was gekleed in een soort traditioneel indianenkostuum met veel kralen en veren.
‘Kom, beneden is het feestmaal. De anderen zijn er al. En verheug u, R’Lyeh is herrezen.’

Beneden werden we opgewacht door de rest van zijn stamgenoten, een man of vijftig, in een restaurant dat was ingericht als een oude Mayatempel.

Ik vermoedde dat het een avond zou worden die ons zou heugen.

*****

Alleen ik…
Door Maarten Luikhoven

Zevende dag
We dobberen hier bijna een week, na de schipbreuk, op een vlot dat net drijft. Met ‘we’ bedoel ik de vijf die er nog over zijn. Vannacht is Opa Ratelpoot verdwenen, waarschijnlijk in zijn slaap van het vlot gerold en verdronken, zo denken de andere opvarenden. Ik spreek ze niet tegen. Zijn dochter Sanne is ontroostbaar. Leuk mens, Sanne, aangenaam om naar te kijken, wat minder om naar te luisteren: ze klinkt als een viswijf.
Onze vooruitzichten zijn slecht, geen eilanden in de buurt, weinig eten en water, het hotel nog duizend mijl verwijderd.

Achtste dag
Zonnig vandaag. Ondanks provisorische beschutting van natgemaakte kledingstukken zag ik Amalia Waddel levend verbranden, haar melkwitte huid al na een half uur zo rood als een kreeft. ’s Avonds werd ze bevangen door koorts en rond middernacht, gloeiend heet, met schuim om haar gebarsten lippen, hield ze op met ademen. Een uur later hebben we haar vette lijf van het vlot afgerold. In haar zakken vonden we nog een dozijn maaltijdrepen die bij onze schamele voorraden gingen.
Het vlot ligt nu duidelijk hoger in het water.

Negende dag
Binnen enkele minuten veranderde de zee om ons heen in een schuimende, kolkende massa en de hemel, net nog strakblauw, was pikzwart. De tropische storm duurde meer dan een half uur en in die tijd was een klein zetje op het juiste moment voldoende om de oude indiaan, die ik Chakotay genoemd had, van het vlot te lanceren. Ik liet het zelfs nog lijken alsof ik probeerde hem vast te grijpen, maar faalde daar natuurlijk jammerlijk in.
We zijn nu met zijn drieën. Onze watervoorraad is bijna op, zelfs na onze doorweekte kleren in de jerrycan te hebben uitgewrongen.

Tiende dag
Sanne is de klap van het verlies van haar vader weer een beetje te boven. Ze kletst honderduit. Gelukkig is het vlot leger en kan ik op een afstandje zitten. Zwijgzame Baardmans lijkt weinig last van haar te hebben. Ik observeer hem en zie af en toe zijn jas naar zijn mond gaan. Een glinsterende weerkaatsing doet een fles vermoeden. Ik herken zijn zwakte en besluit dat dit vlot nog wel wat leger mag.
Die nacht sliep Baardmans zijn roes uit. Sanne was na een dag babbelen van vermoeidheid ingestort. Ik trok Baardmans’ jas naar beneden zodat zijn armen klemvast in de mouwen zaten. Daarna haalde ik de drankfles uit zijn binnenzak en gaf hem voor de goede orde nog een ram ermee op zijn linkerslaap. Daarna, hup, het water in. Hij kwam niet meer boven.

Veertiende dag
Het vlot dobberde langzaam het hagelwitte strand op. Palmbomen, een flinke lagune, wat begroeide heuvels. Genoeg ruimte, materialen en voedsel om te kunnen overleven.
Ik liep het strand op, strekte mijn benen, rekte me uit. Sanne volgde gedwee, zonder een woord. Ze had een blauw oog en een gezwollen kaak. Ik had haar duidelijk gemaakt wat de rolverdeling zou zijn.
We konden samen op dit eiland overleven.
En zo niet, dan alleen ik…

 

© 2020 – 2024 Fantasize, Edward van Egmond & Maarten Luikhoven

You cannot copy content of this page