web analytics
vrijdag, maart 29

Vertelling: Anatha – deel 3

Een verhaal van Terrence Lauerhohn in drie delen. Lees ook deel 1 en deel 2.

Zij observeerde zijn tekortschietende hand. Hij balde deze tot een vuist. Zij keek hem strak aan. Haar ogen waren dof van tint, haar lippen vibreerden zachtjes. Tijd om haar te troosten kreeg hij niet. In het duister achter de ingestorte ingang kraakte iets. Een dierlijk geweeklaag volgde, waarna stilte heerste. Ze keken beiden in de richting vanwaar het geluid kwam. Hij draaide de loop van zijn wapen die kant op. Anatha greep met beide armen de muren vast en stak haar hoofd diep in het donker. Haar mond stond half open, haar tong klepperde van boven naar onder tegen haar gebit, terwijl ze gilde. Ze stuurde een staccato boodschap naar wat zich aan de andere kant bevond.
Anatha’s opgetogen bui veroorzaakte opnieuw verdriet. Tanes lichte hoop, ontstaan na haar belofte om bij hem te blijven, verging door het geestelijke gewicht van onrustbarende veronderstellingen. Verlatingsangst nam bezit van zijn geest, ingebracht door wat er aan de andere kant van de muur een geluid had gemaakt. Onrustig rukte hij Anatha opnieuw weg van de poort. Hij plantte zijn lichaam voor de opening. Het wapen stak hij in de holster. Ze staarde hem aan. Haar pupillen, bijtend zwart, vulden haar irissen. Een krassende waarschuwing met haar scherpe nagels over zijn linkerschouder volgde. Hij pakte haar arm en klemde er zijn hand omheen. Hij hield haar in een stevige greep, drie tellen lang. Ze bleef staan. Teder wreef ze over zijn onbeschadigde schouderblad. Daarna pas sprong ze weg, een ander ingestort gebouw in, waar ze zich in het duister verstopte. Hij haalde het wapen weer uit de holster en holde haar achterna. Ze sprong tevoorschijn en vervolgde haar poging om van hem weg te komen. De duisternis nam haar gedaante snel op. Tane luisterde naar het geluid van haar voetstappen. Hij schakelde over naar nachtzicht en zette de achtervolging in. Anatha, haar koudbloedige lichaam slechts een vlek in groen en blauw, bewoog snel. Deze vlek groeide echter al gauw uit tot flinkere proporties.
De ijselijke gil weerklonk uit haar bek. Andere tinten vergezelden de schakeringen van haar lijf. Ze waren warm van karakter. Deze kleuren veranderden van geel en oranje naar donkerrood en paars en kregen de vorm van een haak. De gedaante mengde zich met de gestalte van Anatha.
De kogel uit Tanes vuurwapen schampte het beest aan een oor. Toen zag hij dat hij een hemeltand in zijn vizier had.
Het ondier stoorde zich nergens aan. Het tilde Anatha’s lichaam hoog de lucht in en hield haar boven zijn klappende kaken.
Tane, deze keer beter voorbereid, schoot de kaken doormidden.
Anatha viel. Een golf stinkend bloed viel met haar mee en doorweekte haar.
De hemeltand stortte naast haar tegen de grond. Dood, maar onophoudelijk uithalend met zijn halve bek. De betonnen bodem schudde en geleidde de trillingen tot onder Tanes voeten. Hij schoot nogmaals op de hemeltand. Daarna weer.
Anatha vluchtte weg van het kadaver, kwiek en ongedeerd. Tane hield zijn armen open om haar te omarmen. Zij ging hem voorbij en sprong naar de toegang die haar zo lokte. Daar stond de oorzaak van het beklemmende vermoeden dat hem zo verwarde! De duidelijk mannelijke neosuchus was dominant groot.

© Alex van Leeuwestijn

Anatha’s roep hield een belofte in, en de komst van de man beloofde haar op zijn beurt moederschap. Anatha verlangde ernaar, net als hij onwetend dat hun makers hen onvruchtbaar hadden geschapen. Haar instincten bleken te sterk, de atavistische genen van haar oervoorouders bleken te sterk. De basis van haar staart wipte verleidelijk omhoog, ze bracht zachte geluidjes voort. De neosuchusman likte haar nek, hij aanvaardde haar, en zij aanvaardde hem. Voor Tane viel de wereld door deze verbintenis een tweede keer uiteen. Hij richtte zijn wapen. Een kwade emotie stuurde zijn handelingen aan. Een pijnlijke spanning verspreidde zich door de wijsvinger van zijn rechterhand. Een bloedrood waas schoof voor zijn ogen en verblindde hem en zijn wil. De gedachte kwam. Eén schot, één zuiver schot. Dan zal Anatha bij mij blijven. Zijn blik verscherpte. Hij legde zijn duim op de status van het pistool en koos voor herladen.
Tane kneep zijn linkeroog dicht. Hij trok de trekker aan, tot het scherm knipperde.
De mannelijke neosuchus richtte even een korte blik op de loop en keek hem daarna meteen weer aan. Een waarschuwende grom klonk uit zijn keel. Hij stelde zich aanvallend op tussen Anatha en Tane, grauwend naar het wapen. De zucht naar voortplanting beïnvloedde Anatha, zij kronkelde wulps terwijl de man dreigde. De neosuchus ging dichter bij haar staan. Het wezen vormde een rigide zuil van opgezwollen spierbundels en stijfgespannen pezen. Een brul rolde donderend door de lucht. De gloed over de hoektanden schitterde als het weerlicht. Het halfdier sloeg fel met zijn staart op de grond.
Tanes vinger krulde zich steviger om de trekker. Het zoemen van het wapen wees hem erop dat de lichtste druk een projectiel op zijn weg zou sturen. Om zijn definitieve beslissing te bekrachtigen. Hij gluurde naar Anatha. Zij vestigde bevend al haar blikken op de mannelijke neosuchus, haar ogen toegeknepen. Haar uitdrukking sloeg Tane in het gezicht, vertelde hem dat hij haar kwijt was. Voorgoed.
Zijn rechterwijsvinger omklemde de trekker. Hij bewoog de loop van het wapen naar Anatha.
De neosuchusman zette enkele stappen vooruit en snauwde: ‘Mens, weg.’
Tane liet het wapen enkele centimeters zakken. De loop richtte hij echter strak op zijn doel. Zijn wil bleef dezelfde. De mannelijke neosuchus naderde. Een restje eerbied voor zijn scheppers blonk in de groene ogen. Het doofde na de eerste stappen en gaf terrein prijs aan rebellie. Het halfdier zwaaide dreigend met zijn nagels. Hij hoefde daar slechts één keer mee uit te halen om iemand te doden. Tane schudde meewarig zijn hoofd, zelfs tien slagen waren onvoldoende om hem buiten werking te stellen. Of om een mens te doden. Want zo mocht hij zich noemen als hij zijn plan uitvoerde. De haat voor zijn makers was hypocriet. Ook hij was bereid datgene te vernietigen wat goed voor hem was, terwijl hij evenmin recht had om over leven of dood te beslissen.

Hij dacht aan zijn ego. Dat, hijzelf, was een creatie van Mentor. De opvoeder had hem zijn meest hartstochtelijke, menselijke emoties nagelaten. Deze erfenis rechtvaardigde dat hij handelde zoals mensen doen, het was ook zijn natuur. Hij tilde het wapen op. Het leek lichter van gewicht en snorde in een bemoedigend ritme. De neosuchus zakte door zijn poten en veerde vervolgens razendsnel op, voor een boog door de lucht. Tane bukte en ontweek het woedende halfdier. Tijdens de manoeuvre zocht hij met zijn pistool naar zijn doel.
Een moment later sloeg hij beide handen tegen zijn oren, na een bloedstollende kreet van Anatha. Daardoor ramde hij het wapen onbedoeld tegen zijn slaap. De klap maakte een plotseling begrip los… hij had moeten schieten. In verwarring wegens het bijna automatische gehalte van de reflex richtte hij het pistool de juiste kant op.
‘Nee,’ gilde Anatha.
De mannelijke neosuchus duwde hem hardhandig van weg, waarna er niks anders op zat dan zich achterover te laten vallen.
Het halfdier sprong opnieuw op hem af. Tane hief zijn hoofd op. Het geschubde lichaam raakte een zwarte vorm. De scherpe geur van reptiel vermengde zich met een aaslucht die meekwam met de grommen van een duivelse gedaante. De gespierde torso van de neosuchus kwam op hem neer, samen met een logger lijf. Pieken met vlerken eraan haalden naar hem uit. Een schaar van ivoor probeerde zijn hoofd af te knippen. Hij vuurde op goed geluk. Hij vuurde twee keer. De schoten troffen direct doel. De drukgolven van de explosies duwden hem tegen de grond. Natheid golfde over hem heen. Een zwaar lichaam zeeg naast hem neer. Een ander wurmde zich daar onderuit. Bedekt met ranzig vocht richtte het zich op. Tane veegde bloed en kleine brokken vlees van zijn gezicht en uit zijn ogen. Hemeltandhersenen, rook hij opgelucht. De gebarsten kop van het ondier lag op zijn schoot. Een pas van hem vandaan stond de neosuchus, met uitgestoken klauwen en iets voorovergebogen. Een horizontale kras, rafelig, verschroeid aan de randen, kalkte een rode streep op zijn borstkas. In een enkele beweging sloeg het halfdier zijn ogen neer naar de verwonding en weer omhoog. Hij kermde zachtjes. Bij elke kreun vibreerde zijn opengereten huid. Tane kwam overeind, pakte zijn pistool steviger vast en laadde het wapen opnieuw. Hij zwaaide het van Anatha naar haar soortgenoot en terug. Zij rilde. Na zichtbare inspanning stak ze een arm omhoog. Haar wijsvinger volgde de loop van zijn pistool. Het ging op een houterige wijze. Zijn voortdurende weigering om toe te geven werd haar overduidelijk te veel. Ze verloor de kracht over de uitgestoken arm.
‘Tane. Ik hem. Jij mens.’ Ze hakkelde en brak de woorden.
Tane kneep zijn lippen samen. Hij schopte tegen het hemeltandlijk. ‘Mens,’ zei hij luidop. ‘Het is mijn voorbestemming. Ik moet mens worden. Het is me opgedragen. Het is de reden van mijn bestaan.’
In het pistool knipperde het scherm halsstarrig. Hij glimlachte, zuur, verbitterd. Zijn stem had hol geklonken. Eentonig. Was dit het einde van zijn opstandigheid? Het kunstmatige brein in zijn hoofd smeekte hem om toe te geven en de aard van zijn scheppers te volgen.
Tegelijk verwarden andere emoties hem. Opnieuw zag hij de puinhopen voor zich, van na de oorlogen. Megalomanie was de oorzaak van de uitroeiing van het leven. De frustratie omdat zijn makers inzagen dat ze alles verloren, was de voedingsbodem voor hun waanzin.
Langzaam kreeg de verschrikkelijke waarheid de overhand. Zijn wijsvinger gleed zacht over het metaal van de trekker.
‘Ik ben niet de laatste hoop, Anatha,’ fluisterde hij en vervolgde krachtiger: ‘Mentor heeft jammerlijk gefaald. Hij wilde een schuld vereffenen met mijn creatie. Hij wilde dat ik anders was dan hij en zijn medemens. Zijn afschuw is de reden van mijn bestaan.’ Hij kneep de opgewarmde kolf zo goed als fijn in zijn vuist en eindigde zijn stelling mompelend: ‘Mentor is dood, en zijn wensdroom stierf zojuist.’
Hij bekeek het wapen. Het weerkaatste het licht van de dalende zon naar zijn netvliezen. De straling had alleen een haperend effect op zijn gezichtsvermogen.
‘Mij rest niets anders meer.’ Vastbesloten hief hij zijn rechterarm omhoog en wierp. Het pistool kletterde neer achter een berg puin.
‘Doe het snel,’ sprak hij tot zijn verwonderde tegenstander. Vervolgens boog hij zijn hoofd en toonde de achterkant van zijn nek.
Hij voelde twee krachtige handen tegen zijn slapen. Tane stopte het inwendige proces dat hem automatisch repareerde. De druk op zijn schedel verhevigde. Het materiaal waarvan hij gemaakt was, kraakte. Een gloeiende pijn joeg langs de binnenkant van zijn hoofd.
Ergens knapte iets. Een vloeistof vond een uitweg via zijn linkerooghoek, druppelde over de wang eronder. Dankbaar likte Tane deze zurige en allereerste traan van zijn bovenlip. De mannelijke neosuchus tilde zijn hoofd op. Hij keek tegen het profiel van het reptielengelaat aan. De druk op zijn hoofd verdween langzaam. Verderop en achter het halfdier zat Anatha, haar ogen naar hen opgeslagen. Het vlies lag er overheen. Half doorzichtig en wit, waaronder het sprankelende van haar irissen vervaagde tot een grijzig groen. Schokken golfden over haar lichaam.
Tane slikte. ‘Vergeef me mijn falen, Anatha.’ Hij sprak in verbrokkelde lettergrepen.
Ze antwoordde met het afwenden van haar gezicht. De neosuchusman draaide zijn kop met een ruk terug. Tane staarde recht in de naar vergelding zuchtende ogen. Zijn aanvaller schroefde de druk weer op terwijl hij hem omhoogtilde. Er kwam geen grom of snauw over de lippen van het halfdier. Een uitdrukking van haat tekende zijn gezicht. Ook Anatha zweeg. Zowel haar hulp als haar medelijden bleef uit.
Haar minachting verjoeg de fysieke pijn en kwelde intenser. Hij dacht aan sterven en hij wilde sterven. Heeft de dood een smaak? Hij wilde zo graag heengaan met de zekerheid dat alles heel even op zijn plaats viel. Dat hij stierf als compleet wezen. Geen mens.
Iets prikkelde zijn mond en keelholte. Kom, heerlijke dood. Laat me je proeven. Hij bewoog zijn tong in het rond. Het tintelen verspreidde zich over zijn wangen, voorhoofd, naar zijn oren. Zijn ledematen staakten het gevecht om te overleven en hij deed er niks tegen.
Het eeuwige niets diende zich aan. Het kwam en begon met het afdrijven van de realiteit. Angst was afwezig. Smaak eveneens, wat hij betreurde. Een geur rook hij wel. Stank, een onbekende, bijtende stank. Irriterend zuur, anorganisch en dus zeker onmenselijk. Zijn lichaam wasemde de stank uit. Kleuren doemden op. Een wilde maalstroom, gerangschikt in een onbegrijpelijk patroon. Droombeelden bleven. Ze brachten rust. Uiteindelijk brachten de woorden die hij als laatste in zijn bestaan mocht horen de vrede. Ze klonken zacht en van heel ver, en het was Anatha’s stem die ze uitbracht.
‘Tane, jij leven,’ zei ze.
De werkelijkheid keerde terug, de pijn doofde. Tane bekeek zijn tegenstander opnieuw. De verbeten trek op het reptielengezicht veranderde in een vragende. De neosuchusman liet los. Tane viel op zijn knieën. Direct bekommerde zijn aanvaller zich om Anatha.
Tane zakte door tot hij op zijn onderbenen zat. Hij liet zijn armen hangen. Zijn definitieve uitschakeling zette onverminderd door. Het was voor Anatha dat hij zijn lichaam toeliet te genezen, zij wilde niet dat hij heenging.

Gelaten beval hij zijn luchtsloep te komen en raapte de nodige moed bij elkaar om de nieuwe metgezel en vooral Anatha aan te kijken. Haar jaden ogen richtten zich op hem. Wat hij erin zag maakte alles goed; hij had en hield zijn plaats in haar dierbare herinneringen.
Haar soortgenoot tilde haar op en droeg haar door de poort. Naar het duister, maar ook naar hun vrijheid. Anatha keek voor zich uit. Ze draaide haar hoofd niet meer om. Tane gaf hen een wens mee, voor een voorspoedig leven, met nakomelingen. Hij stapte in. Schuin boven hem scheen de zon. Zichzelf verterend. Hij groette de bejaarde ster. Met haar licht en warmte zorgde ze nog steeds voor het leven rondom haar. Duizend jaar was voldoende voor de louterende tocht die hem voorbij Mars en daarna Luna, alle Orbus Conglomeraten en Europa voerde. Weg van de tot vijanden verklaarde mensenvolkeren die er nog aanwezig konden zijn. Zover mogelijk moest hij van de stervende zon weggaan. Het grenzeloze onbekende in, waar de mens nooit voet had gezet. Daar ergens bevond zich het nieuwe thuis van de neosuchus. Zijn laatste taak was om dat voor hen te vinden.

Dit is het laatste deel van dit verhaal. Lees ook deel 1 en deel 2.

Over de auteur:
Terrence Lauerhohn is geboren op 31 mei 1960 in een Brabantse wieg te ’s Hertogenbosch. Pas op 51-jarige leeftijd schreef hij zijn eerste roman,
Noptula (sciencefiction), die goede reviews ontving. Sindsdien zijn en worden een flink aantal kortverhalen van hem in genremagazines en verhalenbundels gepubliceerd, waarvan verschillende zelfs in de USA. Terrence houdt zich het liefst niet aan een bepaald genre binnen de verbeeldingsliteratuur, zodat zijn grenzeloze fantasie alle richtingen van het onwerkelijke kan inslaan. Het auteurschap blijkt zijn passie te zijn, ontdekte hij. Zijn darkfantasyroman, De Negen Cirkels (2014 Zilverbron) was een van zes genomineerde titels voor de Hebban Awards 2015, categorie Fantasy. In 2015 publiceerde hij Wegversperring (thrillerdebuut), bij aquaZZ, i.s.m. Ambilicious. Nirwana (2016/Ambilicious) is zijn derde boek en tweede thriller. Nirwana is een kafkaësk verhaal met een dystopisch tintje. Op 5 november 2018 verscheen zijn vierde boek, Zielenmenners (fantasy/spanning, met horrorelementen), bij Ambilicious. In het najaar van 2019 debuteerde hij met zijn misdaadroman Blauwe bonen (Ambilicious).

Over de illustrator:
Hi! Ik ben Alex van Leeuwestijn (1982, Den Haag), groot hobbytekenaar. Inspiratie en voorbeelden haal ik overal vandaan. Vroeger was dat voornamelijk Mad Magazine, dat opgevolgd werd door een ruim spectrum van cartoongenres; denk daarbij aan Asterix en Haagse Harry (I know…), maar ook aan Streetfighter en Marvel. De laatste tijd wordt ik heftig geïnspireerd door Jamie Hewlett (Tank Girl en The Gorillaz). Ik hoop samen met deze community te groeien en een hoop mooie dingen te maken.

© 2020 – 2024 Fantasize, Terrence Lauerhohn & Alex van Leeuwestijn

You cannot copy content of this page