web analytics
donderdag, maart 28

Essay: Waarom we van ‘verbeeldingsliteratuur’ niet wijzer worden

Door Paul van Leeuwenkamp

In Losgeslagen, ongebonden, onvoorwaardelijk. De verbeeldingsliteratuur van Jack Schlimazlnik, het indrukwekkende essay van Deborah van Duin op deze site, kwam ik het begrip ‘verbeeldingsliteratuur’ weer eens tegen: “Schlimazlnik schreef verbeeldingsliteratuur”. Ik ken het begrip al vele jaren, maar meende dat het in onbruik was geraakt, net als het Vlaamse begrip ‘fantastiek’. Is ‘verbeeldingsliteratuur’ geen pleonasme, aangezien alle literatuur uit de verbeelding komt? Maar nee, dat is natuurlijk afhankelijk van hoe je het begrip ‘literatuur’ invult. Maar wat is het dan, verbeeldingsliteratuur?
Dus de link gevolgd en er nog wat omheen gegoogeld. Toen zag ik ook dat Quasis Uitgevers en de boekensite Hebban het ook over verbeeldingsliteratuur hebben.

Op de eerste plaats kwam ik op Wikipedia, waar ook Van Duin naar verwijst: “Verbeeldingsliteratuur betreft boeken, artikelen, gedichten en/of verzonnen verhalen die de fantasie, de verbeelding aanspreken.”
Mmmm. Wetenschappelijke verhandelingen en feitelijk reisverslagen zijn verbeeldingsliteratuur, want verbeeldingsliteratuur hoeft niet per se verzonnen te zijn. Bovendien zijn het juist die artikelen en verslagen die de fantasie en de verbeelding van schrijvers en wetenschappers aan het verbeelden hebben gezet, leidend tot sciencefiction, fantasy en horror.
“Het wordt meestal als overkoepelend begrip voor de genres fantasy, sciencefiction en horror gebruikt,” gaat het lemma verder.
O, dus de eerste zin klopte niet? Daarin werd met de ‘en/of’ aangegeven dat het niet verzonnen hoeft te zijn, maar de verbeelding moet aanspreken. Fantasy, sciencefiction en horror zijn toch per definitie verzonnen?
“In de ruimste zin is literatuur de verzameling van alle teksten, zowel geschreven als in mondelinge vorm. In de samenstelling Verbeeldingsliteratuur wordt echter gerefereerd aan de tweede betekenis, de artistieke wijze waarop de auteur het verhaal vertelt.”
Eh…
De tweede betekenis? Bedoelt men hier de mondelinge vorm? Dus alleen wanneer de auteur het verhaal mondeling vertelt, is het verbeeldingsliteratuur? En dat is dan de artistieke wijze? Of verwijst men naar het tweede deel van de samenstelling, naar het begrip ‘literatuur’ en wil men benadrukken dat ‘verbeeldingsliteratuur’ literatuur is, hetgeen mij vanzelfsprekend lijkt? En dan terloops ook aangeven dat “de ruimste zin” waar de schrijver zelf mee begint, niet naar de zin van de schrijver is en dat literatuur toch niet “alle teksten” zijn, maar een artistieke subset?
Ik geloof dat ik het spoor al bijster ben. En dat wordt er met de volgende zin niet beter op: “Dit wordt gedaan om de kloof te overbruggen die er in het Nederlands taalgebied bestaat tussen een literaire roman en een genre-roman.”
Dit? Wat betekent ‘dit’? Het refereren aan de artistieke wijze waarop de auteur het verhaal vertelt? Of het samenvoegen van ‘verbeelding’ en ‘literatuur’? En wordt er dan bedoeld dat literatuur geen verbeelding en dat verbeelding genre is? De “literaire romans” en “genre-romans” die opeens worden genoemd, krijgen geen hyperlinks of verdere verklaring, maar op grond van de eerdere omschrijving wekt het de indruk dat met “genre-romans” de fantasy-, sciencefiction- en horror-romans worden bedoeld, die wel verbeeldingsliteratuur zijn, maar geen literatuur, waardoor ik moet concluderen dat verbeeldingsliteratuur geen literatuur is.
En het verhaal wordt dan op een andere artistieke manier mondeling door de auteur verteld? En de literaire roman spreekt dus niet de verbeelding aan, en er is een kloof is die wordt overbrugd…
Daarna volgt nog een stukje over “verbeeldingskracht” en “fantasie” en “situaties” en “entiteiten”, uitlopend in een soort van eindconclusie: “Dat wat wordt voortgebracht door de verbeeldingskracht wordt eveneens ‘een fantasie’ genoemd.” Worden hier van “verbeeldingsliteratuur” en “een fantasie” synoniemen gemaakt?
Moeilijk, hoor.
Ik begrijp er allemaal niets van.
Hardnekkig in mijn zoeken volg ik in Wikipedia ook nog de hyperlink naar het begrip literatuur, maar daar vind ik het begrip “verbeeldingsliteratuur” niet eens terug.

© Foto: Sigrid Lensink-Damen

Ik ben niet de enige die ontevreden is over de definitie in Wikipedia. Ook Van Duin voelde behoefte aan correctie en aanvulling, want meteen na de verwijzing naar Wikipedia doet ze pogingen de beschrijving waar ze naar verwijst aan te vullen: “wat door liefhebbers ervan ook wel ‘genreliteratuur’ of kortweg ‘genre’ wordt genoemd” en even daarna “Men spreekt ook wel van ‘speculatieve fictie’.” Zonder het begrip verbeeldingsliteratuur te verduidelijken, zet ze er twee andere begrippen als synoniemen naast, genreliteratuur en speculatieve fictie. Ik herinner mij Facebook-discussies, waarin werd beweerd dat ‘genre’ en ‘literatuur’ twee verschillende dingen zijn, hetgeen aansluit bij wat in de hiervoor gegeven omschrijvingen lijkt uit te kristalliseren. Wanneer ik even in die richting verder zoek, kom ik bij: “Een literair genre is een categorisatie voor literaire composities. Deze categorisatie kan worden uitgevoerd naar literaire techniek, inhoud van het verhaal of lengte van het verhaal.”
Daar heb ik niet zo veel aan om het begrip ‘verbeeldingsliteratuur’ te gaan begrijpen. Het begrip ‘speculatieve fictie’ lijkt mij iets verder te brengen: “Speculatieve fictie is een fictiegenre dat meestal draait om werelden die (sterk) verschillen van de echte wereld in een groot aantal opzichten. Het genre overlapt vaak andere genres als sciencefiction (in die context wordt het ook wel ‘speculatieve sciencefiction’ genoemd), fantasy, horror, bovennatuurlijk, superheld, utopie en dystoptiefictie, apocalyptische en post-apocalyptische fictie en alternatieve geschiedenis.”
Maar dit laat de relatie met het begrip literatuur weer geheel los, terwijl ‘verbeeldingsliteratuur’ zoals het woord zelf zegt toch literatuur zou moeten zijn. Bovendien zou sciencefiction geen speculatieve fictie hoeven te zijn, want die begrippen overlappen elkaar slechts, en als er “speculatieve sciencefiction” is, moet er toch ook zoiets als “niet-speculatieve sciencefiction” zijn.
Het invullen van verbeeldingsliteratuur met sciencefiction, fantasy en horror breidt Van Duin ook nog uit met “magisch realisme en alternatieve geschiedenis”.
Het is haar doel om het schrijverschap van Jack Schlimazlnik uit te diepen, niet om de begrippen in het literaire landschap te gaan definiëren, maar bovenstaande toont hoe moeilijk het wordt wanneer de essayist niet beschikt over een goed kader, een goede ‘gereedschapskist’.

Dat herdefiniëren en uitbreiden zonder het begrip helder te maken, zie je op allerlei sites terugkomen, waardoor je steeds weer nieuwe definities krijgt gepresenteerd. Zo geeft Hebban in ‘Verbeeldingsliteratuur voor de leeslijst’ een introductie die de onduidelijkheid nog verder vergroot: “… als je maar een boek vindt dat je aanspreekt. Voor liefhebbers van verbeeldingsliteratuur kan dat lastig zijn. Hebban laat zien welke alternatieven je kunt vinden in de speculatieve genres en helpt je je docent te overtuigen die ook toe te staan.”
Prachtige doelstelling, die in het vervolg ook uitstekend wordt ingevuld, maar voor wat betreft het definiëren van het begrip ‘verbeeldingsliteratuur’ komt men niet verder dan het gelijk stellen aan “de speculatieve genres” (Het was toch speculatieve fictie? Literatuur?).
“Omdat wij Nederlanders en Vlamingen een nuchtere aard hebben is in de Nederlandstalige literatuur lange tijd weinig ruimte geweest voor verhalen die de fantasie prikkelen. Dit werd niet als serieuze literatuur gezien. In het buitenland is die strikte scheiding tussen fantasie en literatuur er nooit geweest.”
Alleen verhalen? Bij veel mensen wordt de fantasie geprikkeld door wetenschappelijke publicaties.
Of reisverslagen.
Zijn de speculatieve genres, eh, is de speculatieve fictie dan fantasie? En is literatuur dan geen fantasie? De invulling van verbeeldingsliteratuur lijkt te worden beperkt tot sciencefiction, fantasy en horror, maar naast het begrip verbeeldingsliteratuur en speculatieve fictie, eh, genres, wordt nu ook de aanduiding “fantastische genres” gezet. Daarna volgt een prachtige lijst, die het nagestreefde doel, meer leesavontuur aan middelbare scholieren geven, heel goed kan bereiken. En daar gaat het hier natuurlijk om.
Quasis Uitgevers waagt zich niet aan een definitie, beperkt zich tot een eigen invulling: “Quasis Uitgevers publiceert boeken in de genres van de verbeeldingsliteratuur: fantasy, sciencefiction, bovennatuurlijke thriller en magisch realisme.”
Uitgeverij Macc heeft het alleen over het “fantastische genre” en vult dat in met sciencefiction, fantasy en horror. Stichting Fantastische Vertellingen heeft het over “fantastische literatuur”.

We hebben nu dus al verbeeldingsliteratuur, genreliteratuur, speculatieve fictie, speculatieve genres, fantastische genres en fantastische literatuur als een soort van synoniemen, wat dan een verzamelnaam is voor meestal fantasy, sciencefiction en horror, maar soms ook magische realisme en alternatieve geschiedenis, of ook bovennatuurlijke thriller, of ook bovennatuurlijk algemeen, superheld, utopie en dystoptiefictie, apocalyptische en post-apocalyptische fictie, en is er naast de sciencefiction ook nog speculatieve sciencefiction! Daarbij wordt niet ingegaan op het verschil tussen literatuur en genre, maar in het algemeen lijkt het er op dat ‘verbeeldingsliteratuur’ iets anders is dan ‘literatuur’. Het is ‘genre’, maar niet alle genres, want geen thriller of streekroman.

Ik vind ook een link naar de Verbeeldingsliteratuur Wiki, die vanuit het fandom is opgezet. Het blijkt onderdeel van een groter, Engelstalig platform, met veel reclame, maar ook veel bijdragen (789 artikelen sinds 9 maart 2011, 19:30): “Deze wiki behandelt alle oorspronkelijk Nederlandstalige Verbeeldingsliteratuur. Dus: de Nederlandstalige sciencefiction-, fantasy- en horrorliteratuur.”
Eerder tekende het beeld zich af dat sciencefiction, fantasy en horror genre is en geen literatuur, maar deze Wiki begint in ieder geval consequent, want als sciencefiction, fantasy en horror verbeeldingsliteratuur zijn, moet je natuurlijk ook spreken over “sciencefiction-, fantasy- en horrorliteratuur.” En verbeeldingsliteratuur overzichtelijk terugbrengen tot sciencefiction, fantasy en horror spreekt mij na al de chaos hiervoor ook wel aan.
Alleen…
Het lijkt een verlaten site, want het ‘uitgelicht artikel’ is van Anaïd Haen over Fantastels, een verhalenwedstrijd die in 2017 voor het laatst werd gehouden, en ‘recente wijzigingen’ toont dat er geen recente wijzigingen zijn.
Wanneer ik in deze Wiki verder zoek op ‘verbeeldingsliteratuur’ kom ik op een pagina met: “De verbeeldingsliteratuur omvat verhalen en boeken die de fantasie of verbeeldingskracht aanspreken. De term wordt meestal als overkoepelend begrip voor de genres fantasy, sciencefiction en horror gebruikt, waarbij allerlei tussenvormen en mengvormen mogelijk zijn.”
Verdraaid, toch genre en geen literatuur? Of is de tegenstelling tussen genre en literatuur onjuist, en zijn genres gewoon onderwerpen binnen de literatuur, zoals de omschrijving van ‘genre’ eerder aangaf?
Deze gedachtegang spreekt mij wel aan, maar het blijft een gestripte, van Wikipedia gekopieerde definitie die, zoals we eerder zagen, het niet echt duidelijker maakt. Alleen al het “meestal” doet de wenkbrauwen fronsen.
Daarna geeft deze pagina verwijzingen naar andere bronnen, maar die bronnen bestaan niet meer (SFAN) of verklaren niets. Neem bijvoorbeeld de verwijzing: “In het Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1972, wordt het woord genoemd op pagina 256”.
Je denkt dan: Tjonge, het begrip wordt academisch gebruikt in de Letterkunde, het moet dus wel een term zijn waarover is nagedacht. Maar als je naar dat jaarboek gaat, blijkt dat het één keer uit de lucht komt vallen, bij de bespreking van het werk van Gerardina Anna Reuling: “Het is een gevaarlijke methode om uit romans, fictie, verbeeldingsliteratuur materiaal voor een biografie van de auteur te willen halen”. Daar wordt het dus niet onderbouwd en slordig gebruikt, want “romans”, “fictie” en “verbeeldingsliteratuur” lijkt mij geen opsomming, maar vooral een (overlappende) herhaling.

De meest informatieve link is die naar “De Nederlandse Volksboeken, geschreven door Luc Debaene in 1951”. Niet wegens de genoemde “litterair-historische studie” van Debaene, maar omdat deze zich bevindt in de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse letteren (de dbnl). De studie zelf gebruikt het begrip slecht één keer, in “Hoofdstuk I Aspecten van geschiedenis en literatuur op het einde der middeleeuwen”. Dat roept al scepsis op, want sciencefiction, fantasy en horror bestonden nog niet in de middeleeuwen. In die studie lijkt het begrip te worden gebruikt om de ridderromans van die tijd aan te duiden (“er kwam een groter verlangen naar andere dan verbeeldingsliteratuur. In deze laatste zelf bestond er in de XIVde eeuw zelf een nevenstroming die de voorkeur scheen te geven aan de korte novelle tegenover de ridderromans van die tijd welke meestal zeer lang uitvielen.”)
De link in de verbeeldingsliteratuur-wiki van het fandom is dus interessant omdat deze leidt naar de dbnl.nl-site, met meerdere referenties naar ‘verbeeldingsliteratuur’,
met als oudste die in het Vlaamse literaire tijdschrift De Boomgaard uit 1909. Het is de eindconclusie in de recensie van Cynthio van Johannes Reddingius: “Vóór Vlaanderen kent Holland weer de nieuwe beweging ten bate eener hedendaagsche verbeeldingsliteratuur.” Eerder is het omschreven als “een heel schoon, zuiver verhaal, een keurig symbolisch sprookje van Geluk, van reine Liefde en nobele Verzaking”. Blijkbaar zijn sprookjes verbeeldingsliteratuur.
In 1911 gebruikt Jules Persyn het begrip in een essay over Antonio Fogazzaro dat in de Dietsche Warande en Belfort verscheen. Fogazzaro was een Italiaanse schrijver aan het eind van de negentiende eeuw, die zeer geïnteresseerd was in spiritisme en hypnotisme. Zijn roman Malombra uit 1881 is sterk door die interesse gekleurd. Persyn bespreekt deze roman uitgebreid en stelt terloops dat de hoofdpersoon Marina “wellicht een der zonderlingste verschijningen uit de heele Europeesche verbeeldingsliteratuur” is. Hij omschrijft haar als: “een gekke kokette, met in haar hoofd in plaats van normale hersens, een scheikundig ontplofbaar samenstel van bijgeloof en hysterie, hypnotisme en spiritisme.”
Uit de rest van het artikel meen ik te mogen concluderen dat Persyn onder ‘verbeeldingsliteratuur’ literatuur verstaat met “geestesopdoeming en zielsverhuizingen”, romans uit de “periode der geheime kunst-wetenschap”, wat hij daar ook precies mee bedoelt.

De volgende vermelding komt voor in de Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1922. Hier wordt ingegaan op de bibliotheken in Vlaanderen, waarbij wordt gesteld: “dat in onze openbare bibliotheken de boeken niet volgens perioden van verschijning worden gerangschikt, maar geklasseerd worden volgens de vakken waartoe zij behooren: wetenschap of verbeeldingsliteratuur.”
Ofwel: verbeeldingsliteratuur betreft alle niet-wetenschappelijke publicaties, of, wellicht, naar houvast grijpend bij een ander begrip dat al voorbij kwam, verbeeldingsliteratuur is fictie en wetenschap non-fictie?
In 1930 houdt Jozef Muls in het Koninklijk Museum van Schoone Kunsten te Antwerpen en in de Aula der Universiteit van Gent een lezing “ter gelegenheid der driehonderste verjaring van Dürers dood”, die wordt gepubliceerd in het tijdschrift De Vlaamse Arbeid. De term verbeeldingsliteratuur wordt alleen één keer gebruikt in relatie met De Apocalyps, de vijftien houtsneden gebaseerd op de Openbaringen uit de bijbel, die Dürer in 1498 met teksten in het Latijn en Duits liet drukken. “De geweldige vizioenen van Johannes, het verschijnen van God tusschen de zeven kandelaren in de eindeloosheid van de wolkenruimte, de hemelpoort die open gaat op de vergadering der 24 ouderlingen te midden der verschrikkingen van bliksem en donder, het onafwendbare schrikbeeld der ruiters die uitrijden om de aarde en de menschheid te teisteren, het openen van den 5de zegel en de groote ontreddering van de aarde en de menschheid, al deze en andere ontstellende voorspiegelingen schenen zich onmiddellijk aan te sluiten bij de profeteeringen van den tijd over den wereldondergang en den nieuwen zondvloed die mocht verwacht worden. Wij staan thans nuchter tegenover het boek van den banneling van Patmos (Johannes, PvL), wij kunnen er het aangrijpende en pathetische zoo niet meer van aanvoelen. Het is voor ons grandiose verbeeldingsliteratuur geworden. Maar voor Dürer was het werkelijkheid.”
Zo kan ik verder gaan, met de opmerking van August Vermeylen uit 1938, waar Teirlinck de realiteit geen recht meer doet door te veel verbeelding (één keer wordt de term gebruikt), het essay “De nieuwe Portugese schrijvers en de zogenaamde ‘neo-realistische’ beweging in de moderne Portugese letterkunde” in De Vlaamse Gids van 1948 (de term wordt één keer gebruikt), tot in het jaar 2000 toe. Maarten Asscher in De Gids: “wordt van in hoofdzaak bekend historisch feitenmateriaal […] literatuur gemaakt die in verhalende kracht niet onderdoet voor verbeeldingsliteratuur.” Martin de Haan in De Revisor: “La Grande Beune (1996) is de enige tekst van Pierre Michon die ondubbelzinnig tot de verbeeldingsliteratuur behoort. Al zijn andere teksten […] gaan over bekende of onbekende mensen die echt hebben bestaan”.

© Foto: Sigrid Lensink-Damen

Wellicht dat er in universitaire bibliotheken letterkundige handboeken zijn waarin het begrip met wetenschappelijke precisie is gedefinieerd, maar als leek heb ik geen begrijpelijke omschrijving van het begrip ‘verbeeldingsliteratuur’ kunnen vinden. Het lijkt te pas en te onpas te worden gebruikt, vanuit een persoonlijke, niet onderbouwde invulling.
Misschien ben ik nog te veel natuurwetenschapper, een discipline waarin een roos toch echt een roos is, en niet soms ook wel een tulp; een discipline waarin de zwaartekracht altijd werkt, en niet soms wel en soms niet, of alleen voor mannen, maar soms, op sommige woensdagen, ook voor vrouwen boven de vijftig.
Ik ben nog altijd in de veronderstelling dat iedereen die van de Dom springt 113,32 meter lager met dezelfde natuurwettelijke versnelling te pletter valt, ook de mensen die van mening zijn dat het met de zwaartekracht zo’n vaart niet loopt.
Ik begrijp dat de fysieke werkelijkheid dwingender concreet is dan de complexe gedachtewereld van de letterkundigen, maar voor mij is het begrip ‘verbeeldingsliteratuur’ nog steeds een complexe, niet opgeloste puzzel.
Het lijkt mij daarom het beste om het puzzelwoordenboek te volgen: verbeeldingsliteratuur, 6 letters: fictie.
En aangezien ‘fictie’ een algemeen gangbaar begrip is, concludeer ik vooralsnog dat het begrip ‘verbeeldingsliteratuur’ geen toegevoegde waarde heeft, dat het alleen maar verwarring en onduidelijkheid in de hand werkt.
Daarom roep ik iedereen op, de liefhebbers van sciencefiction, fantasy en horror op de eerste plaats, het begrip voortaan niet meer te gebruiken.

Daarmee is natuurlijk niets opgelost, geen eenduidige duidelijkheid geschapen. Zelf denk ik aan: literatuur, opgesplitst in fictie en non-fictie. Binnen de literatuur kun je verschillende genres onderscheiden, dus binnen, niet tegenover de literatuur. En dan krijg je binnen die genres het probleem van het kwaliteitsverschil, vroeger vooral aangeduid met het verschil literatuur versus lectuur. Maar je kon ook lectuur hebben van een goede kwaliteit. En misschien kan lectuur na verloop van tijd wel literatuur worden, zoals met Ik robot van Isaac Asimov lijkt te zijn gebeurd sinds literatoren als Ronald Giphart en Adriaan van Dis zich er mee bezighielden. En dan ook nog de behoefte om een aantal van die genres op één hoop te gooien, waaruit weer een hele rits verschillend ingevulde aanduidingen is geboren, al kun je je afvragen of sciencefiction en fantasy wel iets met elkaar gemeen hebben.
Hoe dan ook, wanneer we het begrip ‘verbeeldingsliteratuur’ geheel uit ons vocabulaire schrappen, hebben we het bos toch een beetje gesnoeid en zijn we één stukje ruis kwijt. Is dat niet wat wetenschap, en dus ook de letterkunde, hoort te doen?

 

Bronnen:
Artikelen van Deborah van Duin over Jack Schlimalznik op Fantasize
Wikipedia – verbeeldingsliteratuur
Wikipedia – literatuur
Wikipedia – literair genre
Wikipedia – speculatieve fictie
Hebban – Verbeeldingsliteratuur voor de leeslijst
Fandom – verbeeldingsliteratuur
Quasis Uitgevers
Uitgeverij Macc
Stichting Fantastische Vertellingen
Diverse artikelen op dbnl
Puzzelwoordenboek – verbeeldingsliteratuur

 

Over de auteur:
Paul van Leeuwenkamp is geboren in Den Haag (1955), groeide op in Tilburg en woont sinds 1973 in Utrecht. Hij is geregistreerd partner en heeft twee uithuizige dochters. Sinds juli 2021 is hij met pensioen.
In 1979 debuteerde hij in Holland SF met het toekomstverhaal De kaping. Daarna volgde verhalen in diverse tijdschriften en verzamelbundels. Een aantal verhalen werd gebundeld in Plasmadromen (Verschijnsel, 2007 ). In 2014 verscheen bij Stichting Fantastische Vertellingen Voor de geboorte, een roman in verhalen en andere teksten.
Met poëzie debuteerde hij via Julien Raasveld in 1983. Ook gedichten verschenen in diverse tijdschriften en verzamelbundels. Een aantal werd gebundeld in Brede gebaren (Opwenteling, 1992), Als een huis (Innocenti, 1996) en Krabbels op de krant (Digitalis, 2004).

Hij eindigde acht keer in de top 10 van de King Kong Award/Millennium Prijs/Paul Harland Prijs, met als hoogste notering een tweede en een derde plaats. Hij zat vier of vijf keer in de jury/voorselectie. In 1991 werd hij bekroond met de poëzieprijs van de stad Sint Truiden.

Van 1998 tot 2008 schreef hij recensies en korte essays over SF en fantasy voor VLABIN voor de Vlaamse bibliotheken, die voor een deel werden gepubliceerd in de tijdschriften Leesidee en De Leeswolf. Van 2001 tot 2015 deed hij dat voor Holland SF. En vanaf 2016 voor Fantastische Vertellingen. Gedichtenbundels recenseerde hij van 2000 tot 2014 voor Concept en Concept DiGiTaal.

In 1998 en 1999 was hij redacteur van Schreef, het verenigingstijdschrift van de literaire vereniging Taalpodium. Vanaf ongeveer 2000 wordt hij in het Zeeuwse literaire tijdschrift Ballustrada vermeld als vaste medewerker. Vanaf 2013 is hij voor de Stichting Fantastische Vertellingen samen met Remco Meisner samensteller van de jaarbundel Ganymedes voor de Fantastische Genres.

 

© 2020 – 2024 Fantasize & Paul van Leeuwenkamp

You cannot copy content of this page