door Guido Eekhaut
Het ergste was dat achteraf niemand Sani wilde geloven — over hoe het eigenlijk een dom idee was, iets van het moment zelf, een onbezonnen maar goedbedoelde inval. Geen mens geloofde dat. Hij pakte het halfnaakte, duidelijk ondervoede blanke jongetje op, hield het in zijn armen en liet Suzy, zijn toenmalige vriendin, een foto maken met haar iPhone. Een blond knaapje, vier of vijf maar misschien ook zes, dat was moeilijk in te schatten, toch voor Sani die pas drie dagen in dit land was, met een toeristenvisum uit Nigeria.
En eigenlijk doet het er niet toe uit welk land Sani kwam, of waarom hij hier in dit land bij de zee was, in het hart van Westelijk Europa, dit kleine koninkrijk waarover hij zo goed als niets wist, behalve dat op vele plaatsen armoede heerste, mensen werkloos en ondervoed waren, en dat hij met deze foto een boodschap wilde sturen naar familie en vrienden thuis, over hoe er toch hoop was voor deze mensen in dit land, met ’zulke leuke kinderen.
Het jongetje vertoonde niet de minste belangstelling voor de rijzige zwarte man die hem zonder het te vragen van de stoep plukte en omhoog hield voor een foto. Niemand kwam overigens ooit de naam van het jongetje te weten, of wat er later met hem gebeurde. Hij was een schim, hij was een geest, en een moment lang was hij het onderwerp van belangstelling bij dit vreemde koppel ergens uit Afrika. Hij keek zelfs niet eens naar de lens. Daarna zou het leven gewoon verder gaan, behalve dan dat het voor heel wat betrokkenen niet meer zijn gewone gang ging.
Want een neef van Sani zette de foto op zijn eigen Twitter-account, vermeldde er zijn in Europa reizende nonkel bij en vroeg zich af of er niet wat kon gedaan worden om de armoede in dit verre, bleke land en in de rest van het continent te verhelpen en jongetjes zoals deze een toekomst te geven.
Toen Sani en Suzy terugkeerden in Lagos, waar ze in een gezellige voorstad woonden, was het hek van de dam, waren ze min of meer beroemd, of alleszins Sani was beroemd, met die foto van hem. Hij had in de tussentijd zijn eigen Twitter niet bekeken, vanwege gebrekkige wifi in Europa en in het vliegtuig had hij geslapen. Maar op de luchthaven van Lagos stonden enkele tientallen mensen hem op te wachten, de helft journalisten en de andere helft familieleden, en die wilden allemaal weten hoe het met dat jongetje zat, en de armoede, en wat hij nu ging doen.
Sani had helemaal geen plannen, behalve dat hij gewoon weer naar kantoor zou gaan waar hij schadeclaims voor verzekeringen behandelde en waar hij misschien binnen een jaar of twee afdelingshoofd kon worden.
‘Maar we moeten wat doen voor die mensen in Europa,’ drong Harry, dat ene neefje, aan. ‘Je bent iets gestart, oom Sani, iets belangrijks, iets wat het hart van de mensen hier in Nigeria en elders in Afrika heeft beroerd — we moeten die mensen daar in het noorden helpen.’
Sani had er geen idee van wat Harry bedoelde. Net zoals iedereen had hij de voorbije twee decennia van een afstand gezien hoe de Westerse wereld steeds meer afzakte naar armoede, chaos, burgeroorlogen en veel miserie. Geen avond of de televisie toonde beelden die een zinnig mens deden twijfelen aan de toekomst van de mensheid. Wat leven we toch op een gelukkig continent, zei de moeder van Sani vaak, hoewel ook zij miserie en oorlogen had meegemaakt.
Terwijl Harry met Sani en Suzy door de brede en van grote bomen voorziene boulevards van Lagos reed, legde hij hen uit dat duizenden mensen reageerden op die ondertussen befaamde foto. Méér nog: Adrian Omu, de eerste minister, wilde Sani persoonlijk spreken over dat hele idee van het inzamelen van geld voor de getroffen volken.
‘Inzamelen van geld?’ Sani wist niet waarover dit ging. Wat bedoelde zijn dwaze neefje? Die zat altijd vol gekke invallen, sommigen zinnig maar meestal erg onwaarschijnlijk. Zelfs wat Harry deed om den brode, wist Sani niet en eerlijk gezegd leek niemand in de familie het te weten.
‘Iets met media, oom,’ zei Harry ongeduldig. ‘Zoals ik al eerder uitlegde. En jij zit nu ook in de media. De mensen zien jou als een lichtend voorbeeld van onze internationale menslievende uitstraling…’
‘De eerste minister?’ vroeg Suzy, die zich concentreerde op het belangrijkste en zich afvroeg of ze de tijd zou vinden om naar de kapper te gaan, want haar haren, na die reis en na die vlucht…
‘De man zelf,’ bevestigde Harry. ‘Ik ken enkele mensen die zijn raadgevers kennen, en zo is dus het een en ander gebeurd…’
‘Ik wilde alleen maar een foto…’ verdedigde Sani zich, maar hij hoorde zelf hoe zwakjes het klonk.
‘Ken je Autumn Glory, die Afro-Ska band?’ vroeg Harry, die zijn eigen gedachtegang aan het volgen was.
‘Autumn…?’
‘… Glory. Zijn megagroot in… wel, zowat overal. Hier, in Kenya, Ghana, Ethiopië en zo. Ze komen overal. Concerten voor honderdduizend mensen. Wel, zij willen meedoen.’
‘Met wat?’ Het ging Sani te vlug. Een Afro-Ska band. Hij kende niet veel van muziek.
‘Met deze hele zaak. Ze willen het Music for Europe noemen. Dat klinkt toch geweldig? Hun leider, Ultimo, heeft al een handvol andere bands aangesproken en het hele ding gaat razendsnel.’
‘En jij…?’
‘Oh,’ zei Harry op een bescheiden toon die hij duidelijk niet meende, ‘ik coördineer de zaak zo’n beetje…’
Het eerste concert van Music for Europe was een enorm succes en werd zelfs in China, Argentinië, Mongolië en Groenland uitgezonden. En uiteraard op zowat alle Afrikaanse zenders. Een paar honderd miljoen mensen downloadden de muziek of de video. Tuurlijk spreek je niet over ‘Afrika’ alsof dat één enkel uniform gebied is, dat deed allang niemand meer. Bijna zestig individuele onafhankelijke staten, de meeste stevig democratisch, de meeste rijk of onderweg, de meesten lid van de Afrikaanse Unie die er al enkele decennia in geslaagd was zowel de Europese als de Chinese invloed op een afstand te houden.
Maar in dit geval, deze wens om via muziek geld in te zamelen, voor Hongerend Europa, leek het hele continent verenigd, over alle culturele en etnische en religieuze verschillen heen. Het concert bracht bijna vierhonderd miljoen afri’s op, gerekend in de eenheidsmunt die ondertussen de helft van de Afrikaanse staten gebruikten. Een enorm bedrag, dat de rijkdom van deze naties en hun bevolking weerspiegelde.
Twee maanden later pas kwamen de eerste reacties vanuit Europa doorgesijpeld. Die waren er waarschijnlijk al wel eerder geweest, individuele opmerkingen, posts en dergelijke op sociale media van Europeanen, maar die verdronken in de stroom van goodwill en door slimme marketingmensen opgezette campagnes die nog meer concerten en aanverwante activiteiten aankondigden.
Maar gaandeweg werden de reacties zichtbaarder, duidelijker van inhoud en talrijker. Europeanen van allerlei slag en nationaliteit konden zich niet vinden in het beeld dat Afrika van hen schetste. Ze wilden niet behoren tot die op een hoop gegooide verzameling gefaalde staten. Ze wilden niet afgeschilderd worden alsof ze niet individueel of collectief in staat waren zelf oplossingen te zoeken — en te vinden — voor de vele problemen die Europa teisterden.
Ook werd duidelijk dat inwoners van bijvoorbeeld Polen zich niet wilde spiegelen aan die van Portugal; die van Frankrijk niet aan die van Montenegro (de voorbeelden zijn puur lukraak gekozen). Nee, zeiden de commentaren, wij zijn individuele burgers van aparte natiestaten, elk met hun culturele eigenheid, elk met hun specifieke problemen maar ook met hun oplossingen.
Het ging er niet om dat het ingezamelde geld niet welkom was. Het ging er niet om dat de door de Afrikaanse Unie gezonden hulporganisaties niet welkom waren. Het ging niet om het gemeende sentiment van menselijke solidariteit vanuit het Zuiden.
Waar het wel om ging was, dat met acties als deze, en om te beginnen al met de foto gemaakt door Suzy, het beeld van arm, hongerend Europa bestendigd en versterkt werd, ten aanschouwen van de hele wereld. Wie aan Europa dacht, dacht aan hongerende kinderen. Dacht aan gefaalde culturen waarvan de politieke leiders corrupt en inefficiënt waren. Landen waar dictatuur en willekeur meester waren.
En dat wilde niemand in Europa zijn.
Nee, zeiden de stemmen uit Italië, Nederland, Tsjechië, Ukraine, Zweden en Ierland: wij erkennen onze problemen, maar wij hebben een eigen identiteit, een verscheidenheid, een cultuur. We waarderen hulp, maar we waarderen niet dat anderen zich opdringen als onze redders, alsof het heil alleen van andere continenten kan komen.

‘Maar wat willen ze nu eigenlijk,’ zei Suzy, die met haar Canon-camera zwaaide, alsof ze alle aanwezigen tegelijk wilde filmen. ‘We geven hun geld en hulp en zij…’
‘We hebben hun trots gekwetst,’ zei Sani. ‘Dat hebben we gedaan. En dat nemen ze ons nu kwalijk.’
‘Trots,’ schamperde Suzy. ‘Als ze geen eten hebben en geen brandstof, geen medicijnen, niks — wel, dan hebben ze aan die trots niets.’
Harry legde zijn iPhone neer. ‘Er komt nog een concert van Music for Europe,’ zei hij. Hij volgde de discussie tussen Sani en Suzy niet. Hij wist best dat zij zo’n beetje het uithangbord waren geweest bij het start van de hele campagne, maar eigenlijk had hij hen nu niet meer nodig. ‘En er liggen vier schepen met hulpgoederen klaar in de haven van Djibouti, die binnen twee weken in Rotterdam kunnen zijn. Waar ligt Rotterdam eigenlijk?’
‘Geen idee van,’ zei Suzy. ‘Hebben we nu nog een afspraak met de eerste secretaris van de Afrikaanse Unie, of hoe zit dat?’
‘Daar gaan we nog even over nadenken,’ zei Harry, zijn mobiel raadplegend. Hij had zeven medewerkers, die voor hem de afspraken regelden en opvolgden, want helemaal alleen kreeg hij dat niet gedaan. En al die familieleden moesten ook een baantje hebben. Nou, baantjes genoeg in Lagos, daar niet van. Het ging er maar om dat hij betere voorwaarden moest bieden dan United African Bank of de ministeries. Dus deed hij dat.
‘Weet jij nog waar we die foto namen?’ wilde Sani plots weten.
Suzy keek op. ‘Welke foto?’
‘Die met het jongetje.’
‘Oh, die foto. Nee, dat weet ik niet meer. Waarom?’
‘Ik vraag me af wat er van hem geworden is…’
Suzy keek Sani fronsend aan. ‘Wat maakt het uit? Het was één jongetje uit de duizenden. Of een miljoen. Waar maak je je zorgen over? Met al de hulp die we sturen, zal het wel goed gekomen zijn met hem.’
Sani keek naar buiten, naar de skyline van Lagos. Ze bevonden zich zeventien hoog in het hotel waar ze al enkele weken een flat hadden, hij en Suzy. Ze waren hier de gasten van de overheid. Ze werden begeleid door de veiligheidsdienst, waar ze ook gingen, want samen met de vele getuigenissen van sympathie en de gelukwensen waren ook doodsbedreigingen gekomen. Niet uit Europa, dat niet.
De voorzitter van de Europese Unie, Angela Kermel, wond er in een toespraak voor het Europese Parlement geen doekjes om: het wordt tijd om van de grote Afrikaanse musea en verzamelaars van kunst en archeologie te eisen dat alle voorwerpen, tijdens de voorbije eeuwen weggehaald (‘geroofd’ was het woord dat Kermel gebruikt), zouden worden teruggegeven aan de volken waar ze vandaan kwamen. De Europese volken dus.
De toespraak vond wereldwijd bijval, maar er waren ook vele ontstemde reacties, vooral van de betrokken musea en verzamelaars. ‘Wij zijn de curatoren van de universele schatten van de mensheid,’ was hun voornaamste argument, ‘en wij beschermen deze schatten tegen het verval van de tijd. Daarenboven kunnen wij hen onder de beste omstandigheden tentoonstellen, op plaatsen waar vele bezoekers en toeristen komen, wat niet kan gezegd worden van de grote Europese steden.’
De reacties uit Europa logen er niet om. De meeste van die geroofde schatten werden bewaard in enorme opslagplaatsen en het overgrote deel ervan werd zelfs niet eens tentoongesteld, omdat musea er gewoon de plaats niet voor hadden. ‘En dan nog,’ zei Abraham Minois, Franse minister van cultuur, ‘zijn die musea slechts bereikbaar voor de kapitaalkrachtige burgers van Afrika en het Midden-Oosten, niet voor het merendeel van de Europeanen, die niet eens een in reisvisum zouden krijgen voor al de landen waar die musea gevestigd zijn.’
Sylvestre Etomi, de conservator van een van de grootste van deze musea, in Nairobi, verscheen op televisie, zichtbaar verontwaardigd. ‘Wij hebben het merendeel van deze kunstschatten legitiem aangekocht van de voormalige eigenaars, in de meeste gevallen van de overheid van de Europese landen waar die voorwerpen vandaan kwamen. Nu spreken over restitutie, is onzin.’
De curator van het Nationale Museum van Burkino Fasso stelde dat de tien meesterwerken van Leonardo da Vinci, in hun bezit, op geen enkele manier veilig zouden zijn in wat er aan musea overbleef in Europa. ‘De culturele erfenis van Europa is die van de hele mensheid,’ verklaarde ze, ‘en moet daarom door de mensheid beschermd worden en onder de beste omstandigheden bewaard.’
De Paus, vanuit Rome, maakte er tijdens zijn wekelijkse homilie de mensheid op attent dat elk volk, elke cultuur, recht had op respect en dat in het bijzonder met de waardigheid van de Europese volken en culturen rekening gehouden diende te worden. Dissidente Afrikaanse bisschoppen echter wezen erop dat de Kerk in Rome alleen sprak voor Europa en niet voor de rest van de wereld, een stelling die al enkele decennia voor bijzondere spanningen zorgde binnen het Vaticaan en daarbuiten.
‘Het was gewoon maar een inval, iets waar ik niet echt over nadacht,’ zegt Sani. Hij zit ongemakkelijk in de tv-studio en de meest bekende van de meest bekende late show hosts praat met hem, of eerlijk gezegd: stelt vragen zonder naar de antwoorden te luisteren. Dit ding gaat life in veertien landen.
‘De symboliek van de gebeurtenis,’ zegt de man, die half zo oud is als Sani. Hij draagt een strak lichtgrijs pak terwijl Sani in jeans en T-shirt gekomen is. Lichtblauwe jeans en een zwart T-shirt. ‘De zwarte man die het licht van de beschaving komt brengen in het duistere uur van de Europese neergang…’
En Sani denkt: er scheelt wat aan die zin en aan de symboliek en aan de man zelf. ‘We waren op vakantie, eerlijk gezegd, omdat we dachten — dat deel van Europa is nog redelijk goed bewaard gebleven, en je moet je horizon toch wat uitbreiden en zo…’
‘En de dankbaarheid, die je dan voelde,’ zegt de host. ‘Dat moet toch een geweldige zelfvoldoening gegeven hebben…’
‘Op dat moment… Ik weet niet wat ik toen voelde…’
‘Beschaving. Daar stond je dan, geconfronteerd met de meest diepe miserie…’ De host kijkt plots glazig, zegt dan beslist: ‘Maar nu moeten we er weer uit, dames en heren, voor wat reclame…’
‘Maar oom Sani,’ zei Martha, zeventien en nog niet klaar met de school, ‘ik wil deze zomer gaan helpen met een ngo ergens in Europa. Wat jij daar in beweging hebt gezet…’
Sani zal proberen Martha uit te leggen dan ze eerst meer over de wereld te weten moet komen, voordat ze zich gaat wijden aan het redden ervan. Maar Martha had die ideeën in haar hoofd, zoals zovele jongeren in Ghana en Ivoorkust en Mauritanië, namelijk dat de beschaving eindigde aan de zuidelijke kust van de Middellandse Zee, en daarna, noordelijk, het licht van die beschaving lang geleden gedoofd was. Of misschien nooit geschenen had.
Martha was onderweg geweest met de East Africa High Speed Railway die haar in een mum van tijd van Yaoundé in Kameroen tot in Lagos bracht, langs nationale parken en mega-stedelijke gebieden, tot de kristallen wolkenkrabbers van de Nigeriaanse hoofdstad haar in het avondschemer verwelkomden. Ze had kunnen vliegen, maar de trein was snel genoeg en — belangrijk voor de jongere generatie — ecologisch verantwoord.
‘Ze moet iets van de wereld ervaren,’ argumenteerde Suzy, die het opnam voor het nichtje van haar vriend. ‘Die leuke kleine dorpjes waar Europeanen wonen, de landbouw, paarden en karren, het vendelzwaaien, de kermissen en de…’
‘Ik ben er zeker van,’ zei Sani korzelig, ‘dat vele Europeanen al lang geleden dat stadium voor bij zijn. Ze hebben steden zoals wij, met hoogbouw en high-tech.’
‘En veel armoede en mensen die op straat slapen, die geen toekomst hebben,’ vulde Martha aan. ‘Je was daar zelf en je hield dat kind in je armen om de wereld te tonen wat wij kunnen doen.’
‘Daar heb ik allang spijt van,’ zei Sani. ‘Ik had foto’s moeten maken van hun havens en hun fabrieken.’
‘Ah, het industriële tijdperk,’ zei Martha. ‘Daar zitten ze nog altijd aan vast. Ik zag dat allemaal in een paar films.’
Sani wilde haar vertellen over clichés en zo, maar hij voelde zich moedeloos. De ijver van de jongere generatie om Goed Te Doen was niet te stoppen. De dag ervoor nog zag hij een reportage op tv over hoe kinderen in Dahomé en waarschijnlijk ook elders muntjes inzamelden voor hun arme, onfortuinlijke leeftijdgenoten in de een of andere Europese stad. Ze werden daarover geïnterviewd.
‘Ze moet de wereld leren kennen zoals die is,’ zei Suzy naderhand. ‘Hier, in deze gepamperde omgeving, zal ze anders altijd een vreemde zijn. Het is goed voor haar karakter.’
Sani kon daar niet eens op antwoorden. Hij had een afspraak met nog maar een tv-host, in de hoop enige nuancering in dat hele verhaal te brengen.
Een jaar na de foto en het grote publiek zoekt naar nieuwe emoties, nieuwe rampen, nieuwe collectieve doelen. Maar de aandacht voor het arme Europa blijft aanhouden, daar zorgen mensen zoals Harry voor. Hij is niet alleen: een paar honderd organisaties houden zich nu bezig met de een of andere vorm van inzamelen van fondsen voor het Noorden. Sommige van die organisaties zijn legitiem, andere niet.
Bijna evenveel ’ngo’s hebben zich over het Europese continent verspreid, elk als het ware op zoek naar een eigen Goede Zaak, waaraan tijd, inspanningen en vooral geld kan gespendeerd worden. De grootste gemene deler waarnaar iedereen zoekt is de ultieme fotogenieke gelegenheid, want iedereen herinnert zich nog hoe het allemaal begon.
Om die reden hebben al honderden bekende figuren uit tientallen Afrikaanse naties bepaalde delen van het continent bezocht, bij voorkeur diegene die veilig zijn, niet in oorlog, met een aantrekkelijk decor en makkelijk te verleiden plaatselijke bevolking. De meest genadeloze van deze acteurs, entertainers, zangers en zo verder schamen er zich niet voor Sani te imiteren. Het meest gezocht zijn blonde jongetjes en meisjes van vier of vijf, duidelijk ondervoed, duidelijk in nood.
Er zijn speciale agenten die dergelijke kinderen zoeken en een ontmoeting met de Bekende Mediafiguur regelen. Een fotosessie is snel klaar, het vergt doorgaans geen grote middelen, en het is goed voor het imago thuis. Dat is wat de entertainers en sterren denken. Thuis kunnen ze zich dan vertonen in talkshows en dergelijke, waar het publiek — hun publiek — gretig aan hun lippen hangt. De ouders van de kinderen krijgen een kleine vergoeding, dat spreekt. Niemand wil gierig lijken.
Maar in Brussel loopt het verkeerd: een meute van een paar honderd mensen verzamelt zich in wat overblijft van het historische hart van deze stad, en bedreigt camerateam en entertainer. Lokale militie staat machteloos, of doet de moeite niet. De entertainer komt ervan af met enkele schrammen, er vallen geen doden, maar de toon is gezet.
De nieuwe vraag die de entertainers en sterren te horen krijgen in de tv-studio is deze: waarom zijn ze niet dankbaar? Het wordt erger wanneer een talkshow-host vraagt: waarom haten ze ons? Want het is niet bij dit ene incident gebleven en enkele ’ngo’s hebben zelfs personeel moeten terugtrekken uit het zuiden van Frankrijk, uit Denemarken en uit België, waar plots de weerstand tegen de goeddoenerij zich het sterkst manifesteert.
Op die vragen hebben de gasten geen antwoord. Enkele specialisten worden in nieuwsstudio’s gehaald en wijzen op de inherente trots van deze mensen, die ooit zichzelf het summum van de menselijke beschaving achtten, maar nu…
… gevallen zijn.
Dat is wat het publiek in de Nairobi, Lagos, Kinshasa of Cairo te horen krijgt. En ook elders.
Het gevallen continent.
Cultuurfilosofen wijzen erop dat het Noorden niet in één noemer te vangen valt, dat het gaat om tientallen van elkaar te onderscheiden culturen. Maar het grote publiek hoort deze nuanceringen niet, of kan het niets schelen. Ondankbaarheid! En dat na zoveel inspanningen.
Dit is de situatie waarin wij ons vandaag bevinden. Na bijna twee jaar van activiteiten door Afrikaanse overheden en ngo’s en door het publiek, blijft Europa doordrongen van een abjecte armoede, enorme werkloosheid, honger en lijden, terwijl haast geen enkel land politieke stabiliteit kent. Er valt dus nog veel te doen, vooraleer er alle problemen opgelost zijn. Afrika moet haar verantwoordelijkheid onder ogen zien en zich niet laten leiden door de enkele voorvallen, noch door de emoties van haar eigen volk. Er is solidariteit nodig, maar vooral is er de wil nodig om de Blanke Mens uit die vreselijke put van armoede te tillen.
Misschien, om te beginnen, met nog een paar nieuwe concerten.
Over de auteur:
Guido Eekhaut publiceerde ruim vijftig boeken en meer dan dubbel zoveel verhalen in allerlei genres (misdaad, weird, speculatieve fictie, fantasy). Hij kreeg in 2009 de Hercule Poirot prijs voor ‘Absint’ en werd twee keer genomineerd voor de Gouden Strop. Zijn boeken en verhalen verschenen ook in vertaling, voornamelijk in het Engels, Duits, Spaans en Pools.
Over de illustrator:
Moz (1970) illustrator & vormgever. Doet de vormgeving van cultureel tijdschrift Sintel. Illustreert voor Fantastische Vertellingen, Parmentier, Fantasize e.a. Doet ook de vormgeving en webdesign voor buurt-tv IBTV. In andere hoedanigheid ook schilder & schrijver.
© 2020 – 2025 Fantasize, Guido Eekhaut & Marcel Ozymantra