Door Deborah van Duin
‘Na verwoestende klimaatrampen in de 22e eeuw pakken de overlevers de draad weer op, met creatieve inzet van alle technische middelen die er zijn. De negentienjarige Jan-Yunus krijgt zijn oproep voor het implanteren van de breinchips die zijn cognitieve en communicatieve mogelijkheden eindeloos zullen vergroten. Vol verwachting reist hij vanuit zijn geboortenederzetting op de Schoorlse Terpen naar de metropool Luik voor de operatie. Veiligheidsagent Alicia jaagt intussen verbeten op leden van Front Vlees en Bloed, een biofundamentalistische beweging die in de loop van de decennia steeds meer aanhang heeft gekregen in vooral armere en achtergebleven gebieden. Kim werkt met een team van briljante technici aan ondergrondse schuilplaatsen die klaar moeten zijn wanneer een onbekende object dat met grote snelheid de aarde nadert, langsscheert. Jan-Yunus wordt ingeloot voor de goedbetaalde psychologische tests. Maar kort na zijn aankomst op Kims basis worden daar gevaarlijke radioactieve stoffen aangetroffen. Wie zit erachter? En zullen de schuilplaatsen toch nog op tijd klaar kunnen zijn om de mensheid te redden?’
Van welk boek dit de achterflaptekst is? Van geen enkel, ik zuig het ter plekke uit mijn duim. Als het bestond dan was het ongetwijfeld een sciencefictionroman, wat betekent dat de futuristische verhaalwereld plausibel zou moeten zijn. Hoe ziet de aarde eruit na klimaatrampen, hoe kan de mensheid weer opgekrabbeld zijn? Welke regionale verschillen zie je, wat is de invloed van staatsvorm en cultuur daarop? Hoe worden gezamenlijke programma’s en ambities uitgewerkt, is er bijvoorbeeld een (wereld)regering? Die breinchips, wat bewerkstelligen die precies, hoe is de operatie en hoe ervaar je die nieuwe mogelijkheden? Wat is de historie van zo’n anti-beweging, welke elementen zitten in hun boodschap en welke middelen hebben zij tot hun beschikking? Hoe zien ondergrondse schuilplaatsen eruit waarin mensen enkele dagen tot weken kunnen verblijven, wat moet daar allemaal geregeld zijn en hoe klein moet de wereldbevolking zijn om in een paar jaar tijd genoeg schuilplaatsen te kunnen bouwen?

Ondanks een bètapakket op het vwo ben ik niet zo van de ‘harde’ wetenschappelijke kennis. Eerlijk gezegd interesseert het me ook niet zo. Bij het lezen van deze fictieve roman (laten we hem de titel Trekken naar de toekomst geven) zou ik zeker globaal naar bovenstaande kwesties kijken, maar als Jan-Yunus, Alicia en Kim mij met hun ervaringen, gedachten en gevoelens overtuigen dan geloof ik wel wat er staat. Toch lees ik met een kritische blik. Vanuit mijn werk als beleidsadviseur in het sociaal domein ben ik namelijk gewend rekening te houden met hoe het in mensenhoofden werkt. Kritische vragen die ik bij deze fictieve roman zou stellen, gaan niet over bètazaken maar over hoe mensen omgaan met mogelijkheden. In deze column bekijk ik Trekken naar de toekomst door die bril.
Eerst even iets over mijn werk. Sinds een kleine 25 jaar werk ik bij een middelgrote Nederlandse gemeente in het sociaal domein. Ik heb bijstandsuitkeringen verstrekt bij wat ooit ‘de sociale dienst’ heette, maar houd me sinds enkele jaren bezig met armoedebeleid. Dat klinkt vrij vaag. Niets is minder waar. Onderwerpen waar ik me op dit moment mee bezighoud zijn onder andere tandartskosten, menstruatiearmoede en de vraag of minimahuishoudens met oudere kinderen financieel onevenredig ongunstig uit zijn. Armoede is een complex onderwerp dat aan veel leefgebieden raakt. Het gaat niet alleen over geldgebrek. Langduriger in armoede verkeren doet iets met je. Zolang het sociaal minimum in Nederland te laag is, proberen gemeenten mensen met een kleine portemonnee zo goed mogelijk te ondersteunen. En daarbij merk je dan dat de mens een stuk minder maakbaar is dan je graag zou willen. Niet alleen de inwoners die een gemeente probeert te ondersteunen. Elke mens, ook jijzelf, ook mensen in een sciencefictionroman.
Mensen kunnen veel, maar ze kunnen niet altijd alles. Wat als Jan-Yunus’ reis of operatie dingen van hem vraagt die buiten zijn kunnen liggen? Er zijn groepen mensen die we (enigszins vanuit de hoogte) aanmerken als ‘kwetsbaar’. Bijvoorbeeld ouderen, mensen met een handicap, met laaggeletterdheid of een lichtverstandelijke beperking. Ook in de toekomst zullen die mensen er zijn. Je zult daar iets voor moeten regelen als je ze niet in de kou wilt laten staan. Bedenk daarbij dat het dan beslist niet alleen maar gaat om mensen en situaties waarop we zo’n labeltje ‘kwetsbaar’ kunnen opplakken. Heel veel mensen kunnen de ervaring hebben dat iets ontoegankelijk is. Kijk maar eens hier naar het Alfabet van Toegankelijkheid van Anne Gibon, over digitale (on)toegankelijkheid. Wil je in een sciencefictionroman zo’n implantatieproces dus goed inrichten voor álle inwoners van je futuristische verhaalwereld, dan heb je naast een standaardroute ook alternatieve routes nodig.
Laat ik die alternatieve routes ‘voorzieningen’ noemen, omdat we ditzelfde fenomeen ook zien in de hedendaagse Nederlandse sociale zekerheid. Wat je bij voorzieningen altijd ziet, is dat er niets te verzinnen is waarin álle alternatieve situaties passen. Het maakt immers nogal uit of Jan-Yunus lichamelijke beperkingen heeft of dat hij bij wijze van spreken joggend naar Luik zou kunnen maar wel alles rondom de operatie uitgelegd moet krijgen in eenvoudige taal. Je hebt dus meerdere voorzieningen nodig voor meerdere situaties. Lastig is dat eenvoudige voorzieningen per definitie grofmazig zijn terwijl een fijnmaziger geheel prompt leidt tot een compleet oerwoud. Het is deze wetmatigheid die bijvoorbeeld versimpeling van het Toeslagenstelsel zo lastig maakt en er ook voor zorgt dat mijn gemeente zich genoodzaakt ziet jaarlijks een soort pocket uit te brengen waarin alle minimaregelingen staan. In mijn werk zie ik dat we bovenop de standaardroute voor mensen die ons niet nodig hebben een aantal tamelijk generieke voorzieningen plaatsen die voor veel mensen iets oplossen. In aanvulling daarop bieden we individueel maatwerk aan voor wie niet in een generieke voorziening past. Een vraag die de schrijver van Trekken naar de toekomst zich bij de wereldbouw zou moeten stellen is of de bedachte ‘voorzieningen’ genoeg doen. Als het van belang is dat een heel groot deel van de mensen die implantaten krijgt en je bereikt maar de helft, dan heeft dat gevolgen voor alle ontwikkelingen in de verhaalwereld en dus in de roman.

Toegankelijkheid zegt vooral iets over ‘kunnen’. Helaas ligt ‘kunnen’ ingewikkeld. In 2017 bracht de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR) een waardevol rapport uit: Weten is nog geen doen. Het was een reactie op het begrip ‘zelfredzaamheid’ dat tot die tijd bon ton was in overheidsland. Als je mensen maar goed informeert over vergoedingen of over stoppen-met-rokencursussen dan gaan ze wel tot actie over, zo was de overtuiging, en wie niet tot actie overgaat is blijkbaar onwillig en moet het zelf maar uitzoeken. De WRR liet zien dat het zo niet werkt. Onze niet-cognitieve eigenschappen spelen een enorme rol, zelfs als een gevraagde actie voor 100% in ons eigenbelang is. ‘Doenvermogen’ noemden ze het. Ze onderscheidden drie aspecten: een approaching of juist een vermijdende persoonlijkheid hebben, het vermogen hebben tot zelfcontrole en de overtuiging hebben dat je wel of juist niet in staat ben je situatie te verbeteren. In geen van deze aspecten kun je spreken van een ‘goed’ of een ‘fout’, maar zodra je ergens in doorschiet neemt je doenvermogen af. Concreet betekent dit dat je die vergoeding niet gaat aanvragen, al zie je op elke bushalte informatie hangen en valt er echt wel wat voor je te halen. Uit cijfers van het CPB blijkt bijvoorbeeld dat 15% van de rechthebbenden geen kindgebonden budget aanvraagt, terwijl die inmiddels ruim € 200 per maand per kind bedraagt. Mocht je denken dat vooral mensen met weinig opleiding hier problemen ondervinden dan heb je het mis. Ja, er is een statistisch verband tussen doenvermogen en opleidingsniveau, maar 16% van de mensen die hoog scoren op doenvermogen is laag opgeleid. Daarentegen is een kwart van de mensen die er juist níet goed in zijn, hoog opgeleid. Ook – spoileralert! – een veiligheidsagent met een IQ van 130 kan dus passief blijven, al weet ze met haar verstand dat de implantaten in haar belang zijn. Het vervelende nieuws: die drie aspecten zijn nauwelijks trainbaar. Was je als kind al vermijdend, gevoelig voor verleidingen of een grenzeloze optimist dan zul je dat levenslang blijven.
Hoe gaat dat dus met al die mensen die net als Jan-Yunus worden opgeroepen voor breinimplantaten? Daar kunnen we heel kort over zijn: een flink deel zal niet verschijnen. Ook niet als er grootschalig wordt gecommuniceerd op alle denkbare manieren. Ook niet als alle belemmeringen voor de reis of eventuele onkosten worden weggenomen. Ook niet als anti-bewegingen zoals Front Vlees en Bloed geen enkele invloed meer hebben. Uit gedragsonderzoek door het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) over sport- en beweegbeleid weten we dat er voor mensen zoals Jan-Yunus en Alicia een goed samenspel moet zijn tussen kunnen deelnemen (= vaardigheden en hulpbronnen), willen deelnemen (= motivatie) en mogen deelnemen (= sociale in- en uitsluiting). Hetzelfde zal gelden voor de gang naar de schuilplaatsen als dat moment aanbreekt. Ook dan zal een zeker percentage van de bevolking blijven zitten waar ze zit. Pas als de dreiging van het ruimte-object heel acuut wordt, zal dit veranderen. Een van de zaken die Kims team zal moeten voorbereiden is de situatie dat er in de laatste dagen ineens duizenden paniekerige mensen bij bepaalde schuilplaatsen arriveren. Want dat gaat subiet gebeuren.
Natuurlijk kun je ze gewoon laten staan, die mensen. Zet er maar hoge hekken omheen, organiseer medische hulp en voedsel en stuur ze weer terug naar huis. Tenslotte kun je niet élk probleem oplossen. Maar zo werkt het niet. We zijn mensen en willen hulp bieden als we leed constateren, zeker als er zich een schrijnende situatie aandient. Denk aan de foto uit 2015 van het dode vluchtelingenjongetje op het strand. Hoewel de mate en wijze van geboden hulp afhangt van de politiek-maatschappelijke opvattingen van een regering, zie je dat in een land als Nederland over sommige zaken door alle politieke partijen hetzelfde wordt gedacht. Zo vinden we met zijn allen dat een kind dat opgroeit in een achterstandssituatie kansen moet krijgen om zich te ontwikkelen om zo een ander leven te kunnen leiden dan de ouders. Kinderen in Jan-Yunus’ nederzetting die opgroeien met ouders voor wie zo’n Luik-reis niet aan de orde is, willen we niet in hun sop laten gaarkoken. Als je geen ‘generatie-animplantisme’ in je verhaalwereld wilt, zul je hier dus iets mee moeten.
Weten is nog geen doen, maar ook met die kennis zijn waardeoordelen hardnekkige dingen. Ergens in de catacomben van ons brein vinden we dat mensen welwillende, verantwoordelijke en rationele mensen moeten willen zijn. Het SCP deed in 2023 onderzoek naar vaccinatiegedrag in de coronaperiode. Vanuit de overheid kwamen die waardeoordelen heel sterk naar buiten, concludeerden ze. Mensen die weigerden zich te vaccineren, werden in de persconferenties aangemerkt als onverstandig, niet sociaal en misleid door onjuiste informatie. Dat leidde tot een sterk wij-zijgevoel, bijvoorbeeld in de social media. Dit terwijl er in de ‘weigering’ allerlei emotionele, functionele en sociale factoren een rol konden spelen: wantrouwen tegen de overheid, angst voor pijn of griepeffecten, onzekerheid over de langetermijngevolgen, groepsdruk of juist isolement, een geloofsovertuiging, het gevoel niet gehoord te worden. Waardeoordelen zijn beslist niet voorbehouden aan overheden. Ook in de samenleving zien we een aversie tegen mensen die niet welwillend, verantwoordelijk en rationeel zijn. Vraag honderd mensen op straat of rokers een hogere zorgpremie zouden moeten betalen of dat mensen die bij het skiën een been breken de kosten zelf zouden moeten betalen, en je zult behoorlijk vaak ‘ja’ te horen krijgen. Aan sancties en dwang hebben we in Nederland in de regel geen boodschap, maar bij dit soort zaken vinden we autonomie en motivatie toch al gauw minder zwaarwegend.
Om een lang verhaal kort te maken: mensen laten zich niet alleen leiden door rationele afwegingen en feitelijke informatie, maar ook door niet-cognitieve eigenschappen en allerhande emoties. Tenzij je verhaalwereld een dictatuur is, moet je daar iets mee. Kies je weliswaar voor een democratische samenleving maar laat je toch een deel van de mensen aan hun lot over, houd er dan rekening mee dat niets doen uiteindelijk altijd meer kost. Laten we wel wezen: wat voor toekomst ga je als gemeenschap in Trekken naar de toekomst tegemoet als je na een paar maanden uit je schuilkelders komt en verder moet met mensen die aardbevingen, branden en tsunami’s hebben meegemaakt en zich in de steek gelaten voelen?

Nog even terug naar de ‘weigeraars’. We vinden het altijd makkelijk om daar een handzaam hokje omheen te tekenen met een label zoals ‘biofundamentalist’. Dat maakt namelijk duidelijk dat de mensheid uit twee groepen bestaat: dat soort rare mensen en wij die anders zijn. We vergeten graag dat er ook altijd een heleboel mensen zijn zoals – spoileralert! – Kim die Front Vlees en Bloed afwijzen maar toch grote bedenkingen hebben bij breinimplantaten. We hebben ook een sterke neiging om mensen met een gedeeld gedachtegoed neer te zetten als een uniforme groep met uniforme opvattingen en uniforme handelswijzen. ‘Biofundamentalisten’ klinkt lekker fout. Het roept beelden op van een machtige organisatie met ‘cellen’, religieus fanatisme, manipulatieve leiders, criminele activiteiten en een heel grote groep nogal domme en bigotte volgelingen in wiens huis je je kind liever niet ziet spelen. We hebben een hardnekkige neiging om aannames over mensen te vereenvoudigen: een hele groep wordt aan de hand van een paar vertegenwoordigers of vage kenmerken gedefinieerd en voorzien van een negatief label. Ook in hedendaags Nederland en Vlaanderen zien we deze neiging regelmatig, bijvoorbeeld daar waar het gaat om ‘de mening’ van ‘moslimjongeren’ over maatschappelijke onderwerpen zoals gender en rolpatronen. Ik verwijs graag naar Ondersteuning van ouders bij religieuze opvoeding van het Kennisplatform Inclusief Samenleven. Dit rapport uit 2024 is bestemd voor beleidsmakers maar laat aan de hand van wetenschappelijke onderzoeken goed zien hoe ongelooflijk divers jonge moslims en hun ouders aankijken tegen hun geloof en wat er in de (westerse) samenleving speelt, en hoe onzinnig het is om ze op één hoop te gooien. Als Front Vlees en Bloed inderdaad al een paar generaties in de verhaalwereld van Trekken naar de toekomst rondloopt dan kan de schrijver niet volstaan met een simplistisch beeld van een stelletje onwelwillende, onverantwoordelijke en irrationele fanatiekelingen. Voor een realistische beweging zal nuancering nodig zijn: in verschillen tussen generaties, in regionale verschillen, in nuances van afwijzing of acceptatie van bepaalde zaken, in de aan- of afwezigheid van technologie-afwijzende rolmodellen voor jonge volgers, in de samenhang met discriminatie en uitsluiting.
Een klassieke dystopische dictatuur is dan toch een stuk makkelijker, moeten we concluderen. Daar wordt iedereen gewoon met harde dwang aangezet tot actie en is de populatie van de verhaalwereld een grijze massa van slachtoffers die al generaties lang gebogen gaan onder sociale en politieke onderdrukking. Oh yeah? De mens heeft een enorm vermogen tot optimisme en levensvreugde. Tenzij er een acuut gevaar is zoals vervolging, weten de meesten toch iets van ellende te maken en de grotere en kleinere vreugdes van het leven te vieren. Dat doen ze ook nog eens allemaal op een verschillende manier, want mensen zijn nu eenmaal verschillend. Kijk eens naar de zeven fictieve families Lukkien, die in dit factsheet over intergenerationele armoede in de Veenkoloniën elk op een eigen manier aankijken tegen hun situatie van langdurige armoede.
Een gangbare definitie van een verhaal is: ‘een representatie van samenhangende gebeurtenissen waarin de menselijke ervaring centraal staat’. Voor mij is er in sciencefiction pas sprake van goede wereldbouw als de mens erin klopt. Niet de individuele personages, al heeft de schrijver die als het goed is zo driedimensionaal mogelijk gemaakt, maar de samenleving met al haar complexiteiten en rariteiten. De mens is niet maakbaar. Een sciencefictionverhaal dat doet alsof dat wel zo is, is onrealistisch en oninteressant.
Hoe het afloopt met Jan-Yunus, Alicia en Kim? Ach, misschien heeft iemand zin om het boek te gaan schrijven. Denk dan wel om bovenstaande, zorg voor een samenleving van echte mensen en niet van robots. En doe wat research naar het reactorcentrum in Petten.
Over de auteur:
Deborah van Duin houdt zich bezig met het fantastische in woord en beeld. Ze schrijft verhalen en daarnaast artikelen over Nederlandstalige speculatieve fictie waarin ze probeert te laten zien hoe fantastisch en eigenzinnig dat genre is. Meer informatie en een overzicht van deze artikelen is te vinden op haar website Het Nederlandstalige speculatieve kortverhaal.