Eén van deze epiek verhalen, Blauwe Gerrit en de jonker van Bussloo, is voor het eerst opgeschreven rond 1900 in Voorst. Het verhaal gaat over een onzichtbare, aapachtige natuurgeest, met reusachtige, gloeiende ogen die je enkel ziet in de avond en nacht. Op de Veluwe noemt men hem Blaauw Garrit of Blauwbroek.
Er zijn diverse verhalen over Blauwe Gerrit. Zo springt hij op verlaten plaatsen tijdens donkere avonden mensen onverwachts op de schouders. Hij wordt daarbij steeds zwaarder, zodat het slachtoffer moe wordt en blij is als ze weer thuisgekomen zijn. Ook duwt Gerrit wandelaars opzij die in een karrenspoor lopen, vooral waar wegen zich kruisen. Blauwe Gerrit ziet er uit als een mysterieuze blauwe lichtzweem, die wel lijkt te stuiteren. Hij doet niemand echt kwaad, maar is wel dol op grapjes en als er onrecht is, onderneemt hij actie.
De molenaar
Een voorbeeld van het onrecht dat Blauwe Gerrit wraakt, is het verhaal van een molenaar op de Veluwe. Deze molenaar wilde stiekem meer meel meenemen dan hem toekwam. Hij nam een grote schep uit de meelzak, toen zijn schep ineens zo zwaar als lood werd en hij deze niet meer op kon tillen. Meer dan een uur probeerde de molenaar de schep uit de zak te trekken, maar zonder resultaat. Toen hoorde hij iemand grinniken en dacht dat hij iets weg zag lopen vanuit zijn ooghoeken. Toen zat de schep weer los en kon de molenaar deze weer optillen. Blauwe Gerrit was langs geweest!
Blauwe Gerrit en de jonker van Bussloo
Een ander verhaal over Blauwe Gerrit komt uit Voorst. De jonker van Bussloo kwam op een winteravond terug van de jacht, zonder buit. Te paard op weg naar huis zag hij ineens kans iets anders te verschalken. Onderweg kwam hij Hanna tegen, de zeventienjarige dochter van een weduwe, die land van hem pachtte. Hanna had sprokkelhout verzamelt. De jonker greep haar, zette haar op zijn paard en reed weg. Het zwartharige meisje schrok en begon te smeken haar te laten gaan. Maar de jonker had andere plannen om warm te blijven die nacht. Plotseling zag Hanna Blauwe Gerrit lopen en riep: “Daar loopt Blaauw Garrit! Zet me neer, jonker, anders gebeuren er vast ongelukken.” Maar de jonker lachte om haar en zag helemaal niets. Hij geloofde ook niet in spookverhalen en zei: “Schimmen zijn schimmen.”
De pastoor
Maar opeens hield zijn paard op met lopen. Het dier was niet vooruit te branden. Blauwe Gerrit was bovenop het dier gaan zitten en drukte er met zijn volle gewicht op. De jonker en Hanna zagen de geest ineens verschijnen: angstaanjagend, zijn grote ogen als vuurballen en gekleed in een lichtgevend, wapperend blauw gewaad. Maar de jonker bleef koppig. Met zijn degen probeerde hij het spook weg te jagen! Maar hij sloeg enkel in de lucht, Blauwe Gerrit was ongedeerd. Toen vluchtte de jonker. Maar Blauwe Gerrit sprong op zijn rug en hij stond als aan de grond genageld, stokstijf. Verslagen zei hij tegen Hanna: “Neem mijn paard en rij naar de pastoor van Gietel. Hij kan mij helpen met zijn boek vol toverspreuken!”
Maar Hanna ging terug naar haar moeder op de hei. Haar moeder, die ongerust op haar dochter zat te wachten, keek uit het raam en zag haar aankomen. Nog wel op het paard van de jonker! Hanna en haar moeder dankten God voor de veilige terugkeer. Ze vergaten de pastoor te waarschuwen.
Pas toen de zon op kwam liet Blauwe Gerrit zijn slachtoffer gaan. De jonker liep wankelend naar Bussloo, terwijl hij half bevroren en doodsbang was. Hij leek wel dertig jaar ouder geworden. Hanna bracht het paard terug en kreeg twee handen vol goud. Met dat geld kon zij nu trouwen, de armoede was voorbij.