web analytics
maandag, oktober 13

Vertelling: De zegen van vergessen – Charles van Wettum

Door Charles van Wettum

Vandaag was het alweer niet stil in de stiltecoupé. Vanzelfsprekend verwacht ook niemand dat, mensen kun je nu eenmaal niet met bordjes commanderen. Voor mij is het voordeel dat je in zo’n kleine ruimte verhalen veel beter kunt volgen. Ik ben vooral dol op mensen die praten over vroeger. Over hun selectieve herinneringen. Over de reconstructies die ze daarmee maken.
Toen ik binnenkwam, zat de oude man bij het raam. Omdat ik misselijk word van achteruitrijden, ging ik naast hem zitten. Vanaf mijn zitplaats nam ik hem zo onopvallend mogelijk op. Fijne zilvergrijze krulletjes, een lorgnet (wie draagt die dingen eigenlijk nog tegenwoordig?), een smal snorretje zoals dat op tv door die Belgische detective wordt gedragen. Het verbazende aan hem was niet het donkergrijze tweedpak – dat paste naadloos bij de rest – maar de opengeklapte laptop. Toen hij zag dat ik stiekem probeerde het scherm mee te lezen, draaide hij het met een mysterieuze glimlach in mijn richting. ‘JEkU’ zag ik in grote letters naast een logo met een gestileerd felrood oog. De naam zei me niets, voor de betekenis moest ik de piepkleine letters onder op het scherm kunnen lezen. De man hield hulpvaardig de laptop omhoog: Jung-Institut zur Erforschung des kollektiven Unbewussten – wir sehen alles, wir speichern alles, wir veröffentlichen alles.
‘Ah, onderzoek naar het collectieve onderbewuste! Daar heb ik wel eens over gelezen. Dat is toch waarin alle herinneringen van de mensheid worden opgeslagen?’
‘Ja, prezies,’ antwoordde de man met een ontroerend Duitse tongval. ‘Wij zien alles. Wij speichern alles – wie sagen zie das? Oenthouden. Aufslaan, ja, das ist es: aufslaan. Und wij veröffentlichen dat.’ Hij keek zo hulpeloos dat ik hem even hielp: ‘Openbaar maken?’
Hij glimlachte dankbaar: ‘Ja, genau das: wij maken alles offenbaar.’
‘Alles?’ vroeg ik ongelovig, in de hoop een interessant gesprek te beginnen.
Hij knikte. ‘Geeft oe maar een moment was oe weer zien willen.’
‘Gisterenavond, bijvoorbeeld?’ Dat had ik nog scherp. ‘Iets van mijn verjaardagsfeestje.’
Hij glimlachte. ‘Ja. Gut. Gesternabend.’ Hij keek me even aan en begon te typen. ‘Zie maal hier.’
Op de laptop verscheen … Het duurde een moment voor ik mijn woonkamer herkende. Op mijn salontafel stond leeg glaswerk en het schaaltje met de laatste kaasblokjes. In de oude rookstoel zat mijn broer met zijn laatste bodempje whisky. Ik stond gebogen over de tafel en was begonnen met het verzamelen van de lege bierflesjes.
‘Dat was leuk,’ zei mijn broer nog nagenietend. ‘Vooral toen ik met je ex even stond te praten over de gewoontes die je hebt ontwikkeld. Ik wist niet dat …’
‘Shit!’ Het was me ontsnapt voordat ik er erg in had. Dit was precies zoals het gegaan was. Exact. En nu zou mijn broer beginnen over … ‘Ik heb het gezien. Ik geloof u, hij kan wel uit.’
De glimlach bij de oude man was breder geworden. Hij klikte gelukkig het gesprek weg voordat mijn broer aan details was toegekomen.
‘Alles,’ zei de Duitser. Ik geloofde hem.
‘Maar de techniek ervan moet ontzettend ingewikkeld zijn.’ Mijn nieuwsgierigheid was geprikkeld. ‘Hoe kunnen jullie …’ Op dat moment schoof de deur van onze coupé open. Er kwamen twee dames van middelbare leeftijd binnen. Zonder te groeten gingen ze zitten op de vrije plaatsen tegenover ons en zoals vaak in stiltecoupés begonnen ze direct te kletsen. Binnen een minuut was duidelijk dat Joke en Esther op weg waren naar een reünie van hun lagere school, dat Joke vroeger ontzettend gepest was, en dat ze wanhopig hoopte dat haar pestkoppen Simon en Timo er niet zouden zijn.
‘Alles?’ vroeg ik nog een keer aan de oude man, terwijl ik met mijn hoofd naar de twee vrouwen knikte. Het was natuurlijk een uitdaging en hij nam die sportief op. Na een kort bevestigend hoofdknikje begon hij driftig te typen.
Toen ze het ratelende geklik hoorden, keken de vrouwen hem even verstoord aan – ‘die man wérkt in de stiltecoupé’ kon ik hen horen denken – maar gelukkig ging hun gesprek gewoon door.
‘Simon moest altijd mij hebben en dan was die Timo zijn bodyguard. Die was een kop groter dan iedereen op het schoolplein.’ Ze klonk verongelijkt. Machteloos. Ik kon me dat voorstellen: pestkoppen pikken er als slachtoffers vaak gewoon iemand uit en meestal weet niemand waarom juist die ene. Haar belagers klonken als een stelletje echte rotjochies.
De oude man was klaar met typen. Uit zijn laptop klonken vreemde geluiden, tikken en kraken alsof een oude 78 toerenplaat langzaam op gang kwam. Toen draaide hij het beeldscherm naar de twee vrouwen, een beetje scheef zodat ik nog net kon meekijken. De toonhoogte steeg van donker gebrom naar een verstaanbare mannenstem: ‘Luister eens, Joke. Mama heeft erge hoofdpijn, dus je moet vandaag alleen naar school.’
Het gezicht op het scherm leek me een jaar of dertig. Hij wriemelde aan de bovenste knoopjes van een wit overhemd.
‘Wat is dát? Zie je dat, Esther? Hoe kan dat nou? Dat is mijn vader!’
Esther legde haar arm om de schouder van haar geschokte vriendin. ‘Dat kan niet, meid. Het is gewoon iemand die op hem lijkt. Het is toeval, dat kan niet anders.’
‘Maar kijk Esther, hij praat tegen mij. Dat meisje met die staartjes, dat ben ik. Neeeeee, dat ben ik echt!’
‘Wat is dit, meneer?’ De vriendin keek verontwaardigd naar de oude man, maar die vertrok geen spier:
‘Diese erinnerung wordt joellie van de JEkU kostenloos toe beschikkung gesteld.’
‘Wat zegt hij nu?’ vroeg Joke. Ze volgde de man op het scherm, terwijl die worstelend met zijn stropdas door de kamer liep.
‘We krijgen deze herinneringen gratis aangeboden,’ fluisterde Esther.
Joke lette niet op het antwoord: ‘Dit is echt, Esther. Ik was dit helemaal vergeten, maar nu ik het zie …’ Ik zag dat ze haar tranen nauwelijks kon binnenhouden. ‘Ik herinner het me. Mama was ziek en ik moest alleen naar school en toen ik ’s middags uit school kwam, was ze naar het ziekenhuis. Ze bleef heel lang weg. Moet je kijken, die staartjes.’
‘Ze staan je schattig!’ kirde Esther. ‘En die tuinbroek, dat is zo ontzettend vroeger! Heel lief.’
Joke was over haar eerste schrik heen. ‘Maar meneer, hoe komt u aan die beelden? Ik kan me niet herinneren dat er iets werd opgenomen. Hoe komt u hieraan?’
De oude man bleef onbewogen zitten. ‘Dat collectieve gehoigen erinnert zich aan alles.’ Hij wees naar het scherm, waar zojuist een nieuwe scène was begonnen. ‘Zie u maar aan.’
‘Is het een soort social media?’ vroeg Joke, maar door de enthousiaste uitroep van haar vriendin werd haar vraag niet opgemerkt: ‘Hé, kijk! Dat is ons schoolplein.’
‘O. Ja, zeg. Inderdaad.’
‘En zie je dat bankje bij de grote boom? Dat was onze vaste plek, weet je nog?’
Joke knikte blij. Ze deelden duidelijk goede herinneringen. ‘We zijn er allemaal. Daar bij het bankje staat Gerda, met dat rode bloesje. Ze droeg altijd rood, weet je nog? En daarnaast staat Kelly en daarnaast sta jij tegen de boom te leunen en ik kom net door de poort het plein op.’
‘We highfiven. Dat was blijkbaar toen al in.’ De vrouwen raakten steeds enthousiaster bij de flashback.
‘Wat leuk dat we dit kunnen terugzien, het was een fijne meidengroep! Maar hé, wie is dat kind daar aan de zijkant?’
‘Dat was dat kleintje uit groep drie. Dat weet je toch nog wel?’ Esther lachte ongelovig. ‘Die zeurpiet.’
‘Ik was haar helemaal vergeten. Maar nu je het zegt …’ Joke maakte de knopen van haar jas los. Het werd inderdaad warm in onze stiltecoupé. Op het scherm liep een mager meisje met een felgroen vlinderbrilletje schuchter naar de meidengroep toe.
‘Je kan niet meedoen, Molly,’ riep Joke toen ze het meisje in de gaten kreeg. ‘Hoe vaak moet ik dat nog zeggen? Stomkop!’
‘Maar ik wil …’
‘Wat een dom gezeur!’ Dat was de stem van Esther.
‘Stuur die trut weg!’ Een ander meisje uit de groep.
‘Wegwezen, Molly,’ zei Joke. ‘Straks valt die rare bril van je kapot en ga je weer staan janken.’
‘Maar waarom kan ik niet …’ Molly bleef protesteren.
‘Wegwezen, huilebalk!’ Joke gaf haar een duw. Struikelend viel Molly achterover, de tranen sprongen in haar ogen.
‘Zie je wel. Een huilebalk!’ De meiden lachten. ‘Met een rare bril.’
Zonder nog naar het snikkende meisje te kijken, draaide Joke draaide zich om naar haar vriendinnen. ‘Goed, we gaan ploegen maken. Esther is bij mij.’
In de stiltecoupé keken Esther en Joke elkaar waarderend aan. ‘We waren toen ook al goede vriendinnen, zie je wel?’
‘Ja.’ Joke slaakte een zucht van warme nostalgie. ‘Het was altijd gezellig op het schoolplein.’ De schoolbel klingelde luid, het scherm werd zwart en het rode oog van JEkU verscheen.
‘Afgelopen. Dat is jammer.’
‘Ik vind het wel vreemd dat die man beelden van onze school heeft.’ Esther keek me vragend aan. Ik trok mijn schouders op en keek zo onschuldig mogelijk: ‘Ik weet nergens van.’
Ze keerde zich naar de oude man. ‘Waren er toen al beveiligingscamera’s? En hoe zit het met de privacy?’

© Gert-Jan van den Bemd

De man antwoorde mechanisch terwijl hij een nieuwe opdracht intypte: ‘Men kan het collectieve oenbewoeste niet bevelen oem dingen toe vergessen. Wij gebruiken voor oense presentationen eenfachtig die daten. Die offenbare facten.’ Er begon een nieuwe scène.
‘Hij zei dat ze gewoon informatie uit het collectief onbewuste laten zien.’
Joke knikte begrijpend. ‘Alles is natuurlijk opgeslagen. Het zal wel iets met AI zijn.’
Op het scherm huppelden de meisjes over het schoolplein. ‘Daar zijn we weer. Het is nu pauze.’
‘En daar komt Molly ook weer op ons af. Ik denk dat ze ons aardig vond.’
‘Zo opdringerig! Ze begreep gewoon het woordje ‘nee’ niet.’
Op het scherm zag ik Joke zich omdraaien: ‘Nee, huilebalk! Je bent te klein.’ Het meisje bleef stokstijf staan, terwijl het groepje grote meiden gezellig kletsend het plein opliep.
‘Jakkes, daar achter op het plein bij het voetbaldoel staan de jongens. Die kleine vooraan is Simon, ik krijg al buikpijn als ik hem zie.’ Joke wendde kort haar hoofd, maar ze bleef naar het scherm kijken. ‘Altijd moest hij mij hebben. Ik hoop echt dat hij niet op de reünie is.’
‘Pesters zijn vaak klein. Dat is compensatie,’ merkte Esther op.
‘Hij komt naar ons toe. En hij heeft zijn bullebak bij zich.’
‘Pesters zijn zielig, ze voelen zich onzeker en ze proberen zichzelf nog wat te maken door stoer gedrag.’ Esther leek me een goede vriendin, ze deed alles om Joke te ondersteunen.
‘Hé, Joke.’ Simon bleef vlak voor haar staan. De handen in zijn zij waren duidelijk een poging om er imponerend uit te zien. ‘Molly zegt dat je haar pest. Daar moet je mee stoppen.’
‘Ik? Ik pest helemaal niemand. Ze kan gewoon niet met ons meedoen en ze moet stoppen met dat eeuwige gezanik.’
‘En je scheldt haar uit. Met haar bril en zo.’
‘Schelden? Ik? Doe niet zo stom!’
Joke draaide zich een kwartslag en maakte aanstalten weg te lopen. Simon pakte haar bij de arm, Joke struikelde, viel over het bankje en eindigde languit op het plein. Terwijl ze opkrabbelde, verscheen op de mouw van haar blouse een bloedvlek. Direct begon ze te gillen, haar vriendinnen vielen haar bij en uit de school snelde een leerkracht het plein op.
‘Ah, ja, nu weet ik het weer precies. Hij smeet me op de grond, mijn elleboog was bijna gebroken en ik moest naar de dokter. Allemaal net op de dag dat mijn moeder naar het ziekenhuis moest. Ik kon weken niet gymmen.’
‘Het was een vervelend ongeluk,’ beaamde Esther meelevend.
‘Ongeluk? Hij pakte me beet en hij gooide me compleet ondersteboven. Ik denk dat hij op vechtsport zat. Dat zou precies passen bij dat type.’
Esther lachte een beetje. ‘Hij was wel boos.’
‘Ja, en dan zeggen dat ik … Allemachtig, ik was die ochtend al zo uit mijn doen door mijn moeder.’
‘Daar heb je gelijk in. Je stond behoorlijk onder druk.’
‘En dan komt er zo’n agressief joch en hij gooit me zomaar op de grond en ik bloed als een rund. Ik weet niet eens meer of hij wel straf heeft gehad.’
‘Vast wel. Vechten is altijd fout. Hij had van je af moeten blijven.’
Joke knikte instemmend. ‘Een achterbaks knulletje. Dan stonden ze met z’n tweeën naar me te loeren, de hele pauze en ook nog na schooltijd. Ze zijn zelfs een keer tot helemaal bij mijn huis achter me aan gelopen. Ik was zó bang!’
Het bleef even stil.
‘Ik droomde er zelfs van. Ik kreeg buikpijn als ik naar school moest. Het was echt heel erg.’ Ze keek even naar de oude man, alsof die invloed zou hebben. ‘Dus als Simon ook op de reünie is, dan ga ik meteen weer weg. Dat heb ik nu wel besloten.’
De oude man rammelde wat op het toetsenbord en tilde zijn wijsvinger op: ‘Ik wil oe vragen aufmerkzaam toe zijn. Er geeft meer.’
Op het scherm verscheen een woonkamer. Op een leunstoel zat een man, naast de brede armleuning stond een huilend meisje met een groen vlinderbrilletje.
‘Luister, Simon. Als ze jouw zusje pesten, dan moet jij haar verdedigen.’ De man priemde met zijn vinger naar het jongentje vlak voor hem. ‘Ze heeft niemand behalve ons tweeën. Wij moeten voor haar zorgen, dus je pikt niks. Van niemand.’ Het jongetje knikte zwijgend. Toen draaide hij zich om naar de camera.
‘Dat is Simon,’ zei Esther verbaasd.
‘Dat maakt niks uit. Hij was gewoon een pestkop. Misschien wel door die asociale vader. Die lui zijn hartstikke agressief!’
De trein begon af te remmen. Zonder nog iets te zeggen, klapte de oude man zijn laptop dicht en schoof hem in een al even oude zwartleren aktetas. Met een luide klik stak hij de gesp dicht.
‘Maar was dat nu echt pesten?’ vroeg Esther. Ze legde haar hand op Jokes knie en keek haar vriendin recht in de ogen.
‘Als je wordt gepest en het wordt ontkend, is dat het allerergste.’ Ik hoorde de snik in Jokes stem. ‘Dat mensen je gevoel ontkennen. Dat de pijn niet mag bestaan.’
‘Sorry, dat bedoelde ik niet,’ herstelde Esther zich vlug.
‘Dat weet ik wel. Jij bent mijn vriendin.’ Joke kneep even in de hand die op haar knie lag. ‘Maar het doet toch pijn. Je weet toch: degene die wordt gepest, bepaalt wanneer iets pesten is. Niet de pestkoppen, want die relativeren altijd alles.’
‘Dat is waar,’ beaamde Esther langzaam. ‘Daar heb je gelijk in.’
De oude man stond op en pakte zijn jas van het haakje. Het verbaasde me niet dat het een lange, donkere overjas was.
‘Maar dat collectieve geheugen, meneer?’ wilde Esther nog weten, voordat de oude man onze coupé zou verlaten. ‘Waar haalt u die beelden vandaan?’
‘Ah!’ De man keek trots. ‘Die menschheid kan niet vergessen. Oenmogelijk. En wij haben voor een jaar eindelich die informationen gevonden oem hieronder toe laden. Een grootaardige ausvindung, dat stemt! JEkU zal binnenkurz beelden uit dat collectieven oenbewoeste op de markt bringen.’ Met een lichte buiging nam hij afscheid: ‘Wij danken oe voor das testen von oenze bèta-version.’ Terwijl de klikkende pasjes op de gang uitdoofden, schoof de deur langzaam dicht.
‘Wij moeten er ook uit.’ Joke rechtte haar rug. ‘Ik weet in ieder geval dat ik meteen weg ga als Simon er is.’ Ze verdwenen zonder groeten in de gang en ik kon hun gesprek niet meer volgen.
Even later zag ik ze samen op het perron staan, Joke druk gesticulerend en Esther rondkijkend. Ze stond nog naar de oude man te zoeken toen de trein vertrok.
Er kwamen geen nieuwe reizigers mijn stiltecoupé binnen. ‘Wat is ons geheugen toch een vreemd fenomeen,’ bedacht ik, en nam me voor om daarover nog met mijn broer te bellen. Toen ik thuis kwam, was ik dat vergeten.

Over de auteur:
Charles van Wettum (1957) studeerde sterrenkunde en economie. Na ruim 40 jaar in het onderwijs begon hij in 2021 als schrijver van korte sf-verhalen en novellen: ‘harde’ sf met een menselijke kant. Hij publiceerde in oa Fantastische Vertellingen, HSF en verzamelbundels. In 2023 en 2024 verschenen enkele (e)boeken.

Over de illustrator:
Gert-Jan van den Bemd (Breda, 1964) is schrijver, kunstenaar en wetenschapsjournalist. Hij publiceerde vier romans (De verkeerde vriend, 2018, Na de val, 2019, Branco en Julia, 2022 en Lex, 2024) en verhalen en gedichten in onder andere Tirade, Extaze, Op Ruwe Planken en Ganymedes. Met zijn beeldend werk exposeerde hij in Nederland, België, Marokko, Hongarije, Litouwen, de Verenigde Staten van Amerika en Zuid-Afrika.

 

© 2020 – 2025 Fantasize, Charles van Wettum & Gert-Jan van den Bemd

You cannot copy content of this page