web analytics
dinsdag, april 23

Fantasize-schrijfwedstrijd – eervolle vermelding: Rot(s)profetie – Anna Mattaar

Rot(s)profetie

Het dak van het Carmoklooster lag in brokstukken tussen de kerkbanken. Met één hand hield Brígida haar omslagdoek op zijn plek tegen de kilte van de mediterrane novemberochtend; de andere hield ze uitgestrekt om haar evenwicht te bewaren op het puin.
‘Als Maria Carmo haar hoed verliest, volg dan de bliksemschicht en ontmoet de wijsheid der eeuwen,’ mompelde ze. Als Guaspar de Waanzinnige eeuwen geleden in zijn visioenen inderdaad een dak voor een hoed had aangezien, zou een storm de volgende stap moeten zijn. Maar hoewel Brígida’s humeur op onweer stond, was de hemel egaal grijs.
‘Rotprofetie. Rotobsessie van opa. Ik hoop dat hij doodgaat.’
Haar moeder keek geschokt achterom. ‘Brígida! Dat neem je terug.’
Brígida sloeg haar ogen ten hemel. ‘Ik hoop dat God hem voorspoedig laat herstellen en mij daarna verlost van die rottige lotsbestemming. En me dan op wereldreis stuurt.’
‘Jij…’ Haar moeder wankelde op een losliggende steen, maar hervond haar evenwicht en greep Brígida bij de arm. ‘Jij onverantwoordelijk wicht!’ Met een blik op de kloosterbroeders verderop trok ze Brígida mee de kerkruïne uit en vervolgde op zachtere toon: ‘Wij nemen het lot van de familie in eigen handen. Eindelijk zullen we iets voorstellen in de hoge kringen. Of wil je de rest van je leven onbetekenend blijven?’
‘Als ik dan iets van de wereld kan zien in plaats van op suffe feestjes rondhangen en roddelen, graag!’
‘Spijtig,’ zei haar moeder afgemeten, ‘want jij bent de “gemarkeerde telg” die de “wijsheid der eeuwen” zal moeten hanteren.’
Haar toon zei wat Brígida allang wist: dat haar moeder meer zag in een conventionele aanpak. Wat dat betreft waren ze beiden slachtoffer van opa’s obsessie. Ze boog haar hoofd. ‘Ja, mamãe.’
Haar blik viel op de opengebarsten straat onder haar voeten. Een dunne spleet zigzagde van haar vandaan, een beetje in de vorm van… ‘Mamãe, de bliksemschicht!’

Het was maandag 3 november 1755 en Lissabon lag in puin. De aardbeving had de stad getroffen op de ochtend van Allerheiligen, op de voet gevolgd door een huizenhoge golf die de lager gelegen wijken had weggeslagen. Wat er toen nog over was, stond in brand, doordat de duizenden kaarsen die in huizen en kerken voor de heiligen waren aangestoken, door de aardschokken waren omgestoten.
De vlammenzee had opa’s longen geruïneerd, maar dat had hem er niet van weerhouden om hijgend en piepend Brígida naar het Carmoklooster te sommeren zodra hij van het ingestorte dak hoorde. ‘Neem Guaspars wijsheid voor me mee, dan zullen ze eens zien wat ik waard ben!’

Ze volgden de spleet tot waar die zich verbreedde tot een kloof vol puin en zochten met opgetilde rokken hun weg naar beneden. Een nauwe opening in de rots wachtte op hen.
‘Ik verwacht dat je je gedraagt,’ zei Brígida’s moeder, terwijl ze haar lantaarn ontstak.
Brígida beet op haar tong om een brutaal antwoord binnen te houden.
Het tunneltje leidde naar een ruime grot. Lichtstralen vielen vanuit het zandstenen gewelf op donkergrijze keien die verspreid op de bodem lagen. Brígida keek naar de dichtstbijzijnde. In het gladde oppervlak was hetzelfde symbool gekerfd dat als moedervlek op haar hals prijkte: een soort Y met een extra punt in het midden.
Het was die moedervlek die haar identificeerde als uitverkoren nazaat van Guaspar de Waanzinnige, waardoor haar hele leven in het teken stond van opa Abílio’s ambities om zich op een dag ‘Dom Abílio’ te mogen noemen.
Ze schopte tegen de kei. Het symbool lichtte blauw op. Ze slaakte een kreet – zowel van verrassing als van de plotselinge, kloppende gloed onder haar moedervlek – en haar moeder keek vragend om.
‘Kij–’ begon Brígida.

© Marcel van der Sleen

De steen bij haar voeten begon te trillen.
Het was alsof de andere keien op een stille roep reageerden. Een voor een verschenen blauwe symbolen in alle uithoeken van de grot: een spiraal, een kruis, een omgekeerde Z. Een voor een zetten de stenen zich in beweging. Een rotsblok aan de overkant van de grot rolde log op Brígida af, terwijl kleinere stenen over elkaar buitelden om als eerste bij haar te komen. Ze wilde schreeuwen, maar het bleef bij een piepje terwijl ze terug naar de ingang rende.
De stenen volgden haar niet. Verschanst in het tunneltje zag Brígida ze om de steen heen drommen die hen geroepen had, en die omhoog duwen. Met oorverdovend geraas klommen de keien tegen elkaar op tot de bovenste het plafond raakten.
Toen het stof neerdaalde, had zich een vierpotig, stenen wezen gevormd zo groot als een olifant. Het liet een brede onderkaak zakken met twee stompe uitsteeksels als gestileerde hoektanden, en Brígida zag eenzelfde gloed als van de symbolen ook uit zijn binnenste komen. Een stem als een verre lawine zei: ‘Het moest er ook een keer van komen, hè. Niet dat je mij hoort klagen…’
Brígida’s moeder, die zich tegen de wand van de grot had gedrukt, sloeg een kruis en raapte met zichtbare moeite haar waardigheid bij elkaar. Ze boog stijfjes. ‘Rafaela Águeda Nogueira e Machado Leão. Het… is me een eer en een genoegen.’
Brígida haastte zich naar voren. ‘Brígida Branca Leão e Nogueira.’ Ze staarde naar de reusachtige stenen kop en raakte de moedervlek op haar hals aan. De steen met dat symbool vormde het voorhoofd.
‘Rots,’ bromde het wezen. Voordat Brígida kon reageren, vervolgde het: ‘Mijn naam, dus. Rots. Teleurstellend, hè? Je verwacht iets als Maximiano de Wijze of misschien Salomão Crisóstomo de Grote, maar nee. “Rots”. Niet dat iemand om mijn mening vraagt.’
‘Ik wil je wel Maximiano noemen,’ opperde Brígida.
‘Doe geen moeite.’
Haar moeder schraapte zenuwachtig haar keel. ‘Het schijnt dat hier de “wijsheid der eeuwen” te vinden is.’
‘Eeuwen. Ja. Weinig anders te doen dan luisteren in die eeuwen sinds Guaspar zich in zee stortte. Of je dat wijsheid wil noemen…’
Brígida fronste. ‘Luisteren?’
‘Ik hoor wat de steen hoort en de steen hoort veel. Onbenullige ruzies. Geestdodend geouwehoer. Al jullie menselijke onzin van hier tot Nieuw-Holland, Kaap Hoorn tot Nova Zembla.’ De stenen kop en schouders schraapten langs het plafond en veroorzaakten een regen van gruis. ‘Je zou hopen dat dat na verloop van tijd verandert in betekenisloos achtergrondgemurmel, maar nee. Elk woord. Niet dat je mij hoort klagen…’
‘Brígida,’ zei haar moeder scherp. Ze keek nerveus naar de gruisregen. ‘Hij past niet door de ingang. Kun je hem weer in losse stenen veranderen?’
Brígida keek vragend omhoog. ‘Rots?’
‘Of ik mezelf netjes kan opruimen als ze met me klaar zijn. Ja hoor, mij hoor je niet kl–’
Het laatste woord werd overstemd door rollende keien. In een oogwenk was Rots gereduceerd tot een steenhoop met gloeiende symbolen, tot ook die uitdoofden.
Brígida’s moeder porde wantrouwig met haar voet tegen een steen voor ze, gerustgesteld, Brígida meetrok.
‘Gaan we de puinruimers verderop om hulp vragen?’
Haar moeder schudde resoluut haar hoofd. ‘Luister. Ik heb altijd al gezegd dat we dit prima afkunnen zonder magische hulp van een middeleeuwse voorouder met twijfelachtige geestelijke gezondheid. Als ik deze jeremiërende duivel nog langer moet aanhoren, trotseer ik liever mijn vader voor zolang die nog meegaat. Ik zeg wel dat we niets hebben gevonden.’
Brígida staarde naar de steenhoop. Rots was al bedekt door een fijn laagje lichtbruin gruis, en er bleef meer uit het plafond komen.
‘En ik?’ vroeg ze met een klein stemmetje, hoewel ze het antwoord kon raden.
‘Ik ken een edelmanszoon die jij om je vinger mag gaan winden.’
Een groter brok zandsteen ketste van Rots af. Het wezen had alle reden gehad om zo te klagen, klem in een rol waar het niet gelukkig mee was, wachtend om gebruikt te worden voor een doel waar anderen de vruchten van zouden plukken.
Net als zijzelf.
‘Dat dak houdt het niet veel langer. Kom op!’
Als om haar moeders woorden kracht bij te zetten, stortte een stuk steen half zo groot als Brígida vlak voor haar neer. Ze haalde diep adem en sprong eroverheen, naar de Rots-hoop.
‘Brígida!’
De grijze stenen bleven bewegingloos. Ze duwde keien opzij, op zoek naar de Y met de extra punt, met één arm over haar hoofd tegen de gruisregen terwijl om haar heen de lichtstralen breder werden. Daar. Ze dook naar voren en zag uit haar ooghoek het plafond op haar af komen.
Blauw licht gloeide op. Haar moedervlek klopte. Stenen verschoven onder haar en ze tuimelde van de hoop af. Een schaduw viel over haar heen toen een sterke stenen rug de restanten van het plafond omhoog hield.

Ze vond haar moeder buiten, handenwringend tussen de puinhopen. Op de rug van Rots torende Brígida boven haar uit.
‘Wat denk je te gaan doen met die… hoop stenen?’
Brígida wreef over een van haar vele blauwe plekken. ‘Rots, na al dat luisteren, wat is nou een plek die je altijd al hebt willen zíén?’
Zijn hoofd draaide zo dat hij haar met één gloeiend oog kon aankijken. Ze voelde zijn stem door zijn stenen lichaam trillen. ‘Ze zullen vast allemaal tegenvallen.’
Maar in dat oog zag Brígida een twinkeling die er eerder niet was geweest.

 

© 2020 – 2024 Fantasize, Anna Mattaar & Marcel van der Sleen

You cannot copy content of this page