zaterdag, december 6

Vertelling: De man die zijn vangst liet gaan in Wuqquw-Blanz – Toen Sergio zestien was – Jaap Boekestein

Door Jaap Boekestein

© Catherine Design

Het zesarmige mannetje stond op de roestige brug. Hij zwaaide een lange dunne staaf door de lucht. Aan het einde was een draad bevestigd die elegant vonkend meezwierde. Sergio sloeg het geheel met enige verbazing gade. Was dit een ingewikkelde ontspanningsoefening, een religieus gebruik, een obscure culturele uiting? Wuqquw-Blanz was niet vreemder of gewoner dan enige andere wereld, maar Sergio kon de bezigheden van het mannetje niet plaatsen. Toen de kleine man tot rust was gekomen en plaats had genomen op de brede reling van de brug, de staaf nu nonchalant in drie van zijn handen en in twee andere handen een walmende waterpijp met een breed ademstuk, wandelde Sergio op zijn gemak naar hem toe.
‘Een goedendag,’ wenste Sergio hem toe. ‘Vergeef mij mijn nieuwsgierigheid, maar wat is het doel van die stok en het koord? Ik heb zoiets nog nooit eerder gezien.’
Het mannetje keek Sergio aan en knipoogde. Hij had een dieporanje huid en piekerig helgeel haar. Zijn ogen waren jadegroen, een neus en mond ontbraken. In plaats daarvan liep een serie blauwe kieuwen van onder zijn ogen tot aan zijn borstkas. Hij ging gekleed in een rafelige groene broek die tot de knieën reikte en die op zijn plaats werd gehouden door twee bretels die bedekt waren met glinsterende lichtjes.
‘Goedemorgen, eerpersoon,’ klonk het welluidend uit zijn op en neer bewegende kieuwen. ‘Ik ben naar drones aan het vissen. Dit is een hengel. Door de draad lopen datastromen die interessant zijn voor weesdrones. Met enig geluk klampen ze zich vast aan de draad, waarna ze worden gevangen door de haakhaartjes.’
‘Hoogst bijzonder,’ sprak Sergio. Hij wist wat weesdrones waren. Weinig lieden maakten zich er ooit druk over, maar in beginsel was iedere arcologie een kunstmatige wereld met tientallen miljoenen drones die essentieel waren voor allerhande taken. Vanzelfsprekend raakte een klein percentage van die drones in de loop der tijd verweesd: hun taak was overbodig geworden en ze waren vergeten of gewoonweg achtergelaten. Lang niet alle drones hadden een recyclingprotocol en zij bleven doelloos door de wereld zwerven. Uiteindelijk raakten de meeste drones buiten gebruik en werden vroeg of laat als afval opgeruimd. Sommige drones hadden echter beperkte repareerprotocols. Er waren gevallen bekend van weesdrones die duizenden, zo niet tienduizenden jaren overleefden.
Sergio nam naast het mannetje plaats op de stoffige reling. In Wuqquw-Blanz was momenteel de stroming der Verloren Historische Industrie in de mode, wat betekende dat vele bouwwerken waren bedekt met dunne laagjes ijzerstof of zandgruis dat kon roesten of afbrokkelen. Deze brug over een plezierkanaal was geen uitzondering. Sergio’s zwarte broek was inmiddels getekend door diverse bruine vegen en zijn lakschoenen waren ondanks de ingebouwde glanzer toch dof door het wegenstof. ‘Die drones die u vangt, ruimt u die daarna op?’
‘O nee, zeker niet.’ De dronevisser schudde zijn hoofd. ‘Dat zou de sport niet ten goede komen. Ik kopieer de ID-gegevens, sla hun beeltenis op en laat ze daarna weer vrij.’
‘Een unieke sport.’
De kleine, oranjehuidige man gebaarde naar het uitzicht. Het plezierkanaal meanderde tussen glooiende heuvels door omhoog, langs de kromming van de wand van de arcologie. Villa’s opgetrokken uit zachtgekleurde ribbelsteen en met daken van goud en koper lagen langs de oevers. De meeste waren omgeven door kleurige bloementuinen. ‘Ik geniet ook van de rust ervan. Je bent buiten en je ziet eens wat van de wereld. Beter dan de hele dag holodrama’s te bekijken of beleven in de informatiesfeer.’
Sergio knikte. Het merendeel van de lieden waren vlaklevers die volledig opgingen in het oneindige vermaak dat tot hun beschikking stond. Zij hadden genoeg aan een comfortabel nest, een oneindige keuze aan spijzen en dranken en uitgekiende prikkels. Zij vonden het niet de moeite waard te reizen, dingen tot stand te brengen, kapitaal of andere zaken te vergaren, hun stempel op het bestaan te drukken. Ze waren als gewone drones, oneindig gevangen in hun routine en daarmee volkomen gelukkig. Het was niet het soort lieden waar Sergio iets mee kon. Het was het relatief kleine percentage overige lieden die het universum inkleurden. Op zijn manier deed dit mannetje met zijn aparte hobby dat ook. Als hij tevreden was geweest met een perfecte simulatie van deze bezigheid in plaats van het beleven van de onvolkomen werkelijkheid, hadden Sergio en hij elkaar nooit ontmoet en had dit gesprek nooit plaatsgevonden.
Zware filosofische overwegingen zo vroeg op de dag, dacht Sergio met enige zelfspot. Hij wachtte in Wuqquw-Blanz op Paouluz de Drie-in-Een-Hand die over een paar dagen zou arriveren. Ontspanning was zijn enige doel.De hengel vibreerde zacht en het mannetje sprong opgetogen op. ‘Beet! Oh, dat is een bijzondere!’ Hij drukte op een van de knoppen in de greep van de hengel en de staaf begon de draad op te slokken. Aan het uiteinde van de draad zat een kleine drone die verontwaardigd tegenstribbelde.
‘Rustig maar, kleintje, ik doe je geen kwaad,’ sprak de visser terwijl hij de drone losmaakte. ‘Hm, je bent geen bekend model. Iemand heeft je ooit speciaal in elkaar gezet. Je doel…’ Na een ogenblik schudde het mannetje zijn hoofd. ‘Een of andere oude code die onleesbaar is. De informatiesfeer herkent het niet.’
‘Komt dat vaak voor?’ vroeg Sergio.
‘Soms. Niet vaak hoor. De meeste drones zijn standaard. In de informatiesfeer kan je blauwdrukken voor elke mogelijke drone vinden en je hoeft ze alleen maar te printen. Sommige lieden ontwerpen echter hun eigen drones en andere drones hebben een evolutieprotocol waardoor ze zich telkens kunnen aanpassen. Deze was beide, zo te zien. Een mooi plaatje voor mijn verzameling.’
Sergio zag niets bijzonders aan de drone, in zijn ogen zag het robotje eruit als al zijn soortgenoten, maar wie besteedde er nou echt aandacht aan drones? Ze waren net zo gewoon als sterren aan het uitspansel, of leugens in de informatiesfeer. Niemand die zich er druk over maakte.
Ondertussen had het mannetje de drone losgemaakt van de draad. Hij opende zijn hand en geruisloos vertrok de weesdrone. ‘Vlieg maar verder kleintje, de wereld is groot.’
Sergio keek het machientje na totdat hij het uit het oog verloor. Wat zal dat ding doen, waarheen zal het zwerven? Een heel bestaan waar niemand weet van heeft. Nou ja, het is maar een weesdrone.
Uiteindelijk stond Sergio op en sloeg het roest van zijn broek. ‘Dank, ik ga ook weer verder. Een goedendag, beste eerpersoon. Heb een goede vangst.’
‘Een goedendag en goede omzwervingen, eerpersoon,’ antwoordde het mannetje.
Op zijn gemak wandelde Sergio verder over de modieus stoffige wegen van Wuqquw-Blanz. Het universum was groot en er was oneindig veel te zien en te beleven.

 

Over de auteur:
Jaap Boekestein (1968) schrijft sinds eind jaren 80 sciencefiction, fantasy en horror in het Nederlands en Engels. Meer dan 400 verhalen en ruim tien romans en novellen zijn gepubliceerd. Hij won de Paul Harland Award voor het beste verhaal en de Bemoste Beeld Award voor zijn oeuvre. Hij werkte voor verschillende uitgeverijen en fantasytijdschriften zoals Holland SF en Wonderwaan. Samen met co-auteur Tais Teng startte hij een nieuw Nederlands sciencefictiongenre: ziltpunk, dat gaat over positieve, grootse, ideeënrijke toekomstbeelden van Nederland na enorme en vergaande klimaatveranderingen. Hoewel zijn verhalen behoorlijk wild kunnen zijn, leeft hij een heel normaal leven in de kuststad Den Haag waar hij als ambtenaar in de IT werkt.

Over de illustrator:
Catherine is een fantasy-illustrator en schrijfster en voelt zich thuis in allerlei creatieve media. Haar hart ligt bij het vertellen van verhalen en het ontdekken van epische fantasywerelden en ze verkent deze het liefst met potlood of aquarel, of digitaal. Momenteel werkt ze aan haar eerste fantasyboek Halfmer. Haar werk is te vinden op haar website.

 

© 2020 – 2025 Fantasize, Jaap Boekestein & Catherine Design

You cannot copy content of this page